Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-05-2021
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2021:91
Zaaknummer
200248
Inhoudsindicatie
Verzet tegen beslissing voorzitter hof. Klager was door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard in het door hem ingediende hoger beroep omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. Het hof acht hetgeen door klager is aangevoerd geen rechtvaardiging voor de termijnoverschrijding, waardoor deze overschrijding niet verschoonbaar is. Het hof verklaart het verzet ongegrond.
Uitspraak
BESLISSING
van 17 mei 2021
in de zaak 200248
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerster
1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD
1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 28 september 2020 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Den Haag met zaaknummer 20-042/DH/RO. De raad heeft klachtonderdeel b gegrond verklaard voor zover dit is gericht op het niet maandelijks factureren en niet schriftelijk vastleggen van de mondelinge afspraak om pas na afloop te factureren. De raad heeft klachtonderdeel b voor het overige ongegrond verklaard en klachtonderdelen a en c ongegrond verklaard. De raad heeft aan verweerster geen maatregel opgelegd en haar veroordeeld tot betaling van het griffierecht aan klager.
1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSGR:2020:158 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Klager heeft bij beroepschrift dat per e-mail bij het hof is ontvangen op 10 november 2020 hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de raad. De voorzitter van het Hof van Discipline (verder: de voorzitter) heeft bij beslissing van 7 december 2020 het hoger beroep van klager niet-ontvankelijk verklaard. Een afschrift van deze beslissing is aan partijen toegezonden op 7 december 2020.
2.2 De beslissing van de voorzitter is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TAHVD:2020:250.
2.3 Het verzetschrift van klager is door de griffie van het hof per e-mail ontvangen op 21 december 2020.
2.4 Het hof heeft bij zijn beslissing acht geslagen op de stukken die op de zaak betrekking hebben, waaronder:
- de stukken van de raad;
- het verweerschrift van 25 januari 2021.
2.5 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 12 april 2021. Verweerster en haar gemachtigde mr. B. de Koning zijn via Skype-verbinding verschenen en hebben het woord gevoerd. Klager is zonder bericht van verhindering niet verschenen.
3 BEOORDELING
3.1 Het hof merkt allereerst op dat in de voorzittersbeslissing een verschrijving bevat, doordat in rubriek 1 van die beslissing een onjuist dictum van de uitspraak van de raad van discipline is vermeld. Het juiste dictum van die uitspraak van de raad, waarvan niet is gebleken dat daarover bij partijen onduidelijkheid bestaat, is hiervoor onder 1.1 vermeld.
3.2 Naar aanleiding van het hoger beroep heeft de voorzitter van het hof overwogen dat klager uiterlijk op 27 oktober 2020 hoger beroep kon instellen van de beslissing van de raad van 28 september 2020, aangezien de beslissing van de Raad op 28 september 2020 aan klager is toegezonden.
3.3 Nu het hoger beroepschrift van klager door de griffie van het hof is ontvangen na afloop van deze termijn, oordeelde de voorzitter het beroep niet-ontvankelijk.
3.4 Het hof is van oordeel dat de voorzitter van het hof dit terecht heeft overwogen in zijn beslissing van 7 december 2020, nu artikel 56, eerste lid van de Advocatenwet bepaalt dat hoger beroep moet worden ingesteld binnen dertig dagen na verzending van de beslissing van de raad. Beslissend voor de vraag of het beroepschrift tijdig is ingediend, is immers of het beroepschrift binnen 30 dagen na die verzending is ontvangen door de griffie van het hof, wat niet het geval is geweest. Dit zou slechts anders zijn als het hof zou oordelen dat klager terecht een beroep op de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding heeft gedaan.
3.5 Klager heeft in zijn verzetschrift naar voren gebracht dat hij “geen enkele, maar dan ook geen enkele reden zou hebben om niet in beroep te gaan bij het Hof van Discipline” en dat hij “dit dan ook netjes heeft gedaan”. Klager heeft gesteld dat hij zijn beroepschrift op 15 oktober 2020 per post naar het hof heeft gestuurd en dat hij door lichamelijke en geestelijke klachten niet de kans heeft gehad om contact op te nemen met het hof om naar “de status van zijn zaak te vragen”. Het hof is met de voorzitter van het hof van oordeel dat, voor zover de klager een beroep heeft willen doen op verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding, de redenen die hij hiervoor heeft aangevoerd daarvoor geen rechtvaardiging vormen. De stukken die de klager heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat hij het beroepschrift tijdig heeft ingezonden vormen daarvoor onvoldoende bewijs. Daarbij komt dat de verantwoordelijkheid voor een tijdige binnenkomst van het beroepschrift bij de griffie van het hof bij klager ligt. De stelling met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke klachten is niet onderbouwd. Dat het beroep te laat is ingesteld komt daarom voor rekening van klager.
3.6 Het verzet tegen de voorzittersbeslissing is derhalve ongegrond.
4 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van het Hof van Discipline van 7 december 2020 ongegrond.
Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. E.C. Gelok en A.E.M. Rӧttgering, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Bijleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2021.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 17 mei 2021.