Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-04-2021

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2021:97

Zaaknummer

210040

Inhoudsindicatie

De plaatsvervangend griffier van de raad verzoekt de voorzitter van het hof om een klacht over verweerder voor behandeling te verwijzen naar een andere raad waar een klacht in behandeling is tegen advocaat mr. W., omdat de klacht samenhangt met een klacht tegen een deze advocaat. Klager is het met de verwijzing niet eens. Ten onrechte gaat klager ervan uit dat de klacht “onder het district” van dit hof valt, terwijl de voorzitter van het hof in deze fase een verwijzende instantie is. Ook het tweede argument “een frisse blik op het handelen van [verweerder]” legt geen doorslaggevend gewicht in de schaal nu de doelmatigheid juist meebrengt dat samenhangende klachten door één raad worden beoordeeld. Op grond van het bepaalde in artikel 46aa lid 5 van de Advocatenwet dient de klacht van klager tegen verweerder daarom te worden verwezen naar de raad waar de klacht tegen mr. W. in behandeling is.

Uitspraak

BESLISSING

van de voorzitter van

het Hof van Discipline

van 6 april 2021

in de zaak met nummer 210040

in de zaak van:

klager

tegen:

verweerder

 

1    HET VERZOEK

1.1    De voorzitter van het hof verwijst naar het e-mailbericht van 1 februari 2021 van de plaatsvervangend griffier van de raad van discipline Arnhem-Leeuwarden. Hierin verzoekt de plaatsvervangend griffier van de raad aan de voorzitter van het hof om een klacht over verweerder voor behandeling te verwijzen naar de raad van discipline ’s-Hertogenbosch, omdat de klacht samenhangt met een klacht tegen [naam advocaat], voorheen advocaat te ’s-Hertogenbosch. Beide klachten moeten volgens de plaatsvervangend griffier gezamenlijk door één raad van discipline worden behandeld.

 

2    DE BEOORDELING

2.1    Indien een klacht is ingediend tegen of betrekking heeft op meerdere advocaten die in verschillende ressorten kantoor houden of indien tussen klachten een zodanige samenhang bestaat dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen, kan op grond van art. 46aa lid 5 van de Advocatenwet een andere raad van discipline worden aangewezen die de klacht dan wel de klachten behandelt.

2.2    Namens de voorzitter van het hof heeft de griffie partijen per e-mail van 10 maart 2021 in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over zijn voornemen om de zaak om redenen van doelmatigheid te verwijzen naar de raad van discipline ‘s-Hertogenbosch. In reactie hierop heeft verweerder zich hiermee per e-mail van 10 maart 2021 akkoord verklaard. Klager heeft per e-mail van 23 maart 2021 aangegeven hiermee niet akkoord te zijn. Hij voert aan dat: “[verweerder] zijn gehele reacties naar de orde Brabant Oost op briefpapier van [naam advocatenkantoor] geschreven en dit kantoor onder uw district valt.”. Ten tweede zou een frisse blik op het handelen van [verweerder] een zeer kordaat en correct antwoord kunnen geven op de door klager ingebrachte klacht.

2.3    Naar het oordeel van de voorzitter van het hof dienen de door klager genoemde argumenten te worden verworpen. Ten onrechte gaat klager ervan uit dat de klacht “onder het district” van dit hof valt. De voorzitter van het hof is in deze fase een verwijzende instantie in het geval een klacht is gericht tegen meerdere advocaten die in verschillende ressorten kantoor houden of indien tussen klachten een zodanige samenhang bestaat dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen. Ook het tweede argument “een frisse blik op het handelen van [verweerder]” legt geen doorslaggevend gewicht in de schaal nu de doelmatigheid juist meebrengt dat samenhangende klachten door één raad worden beoordeeld. Op grond van het bepaalde in artikel 46aa lid 5 van de Advocatenwet dient de klacht van klager tegen verweerder daarom te worden verwezen naar de raad in het ressort waar [naam advocaat] voorheen kantoor hield. De voorzitter van het hof zal hiertoe beslissen.

 

BESLISSING

De voorzitter van het Hof van Discipline:

- wijst voor behandeling van voormelde klacht van klager tegen verweerder aan de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch.

Deze beslissing is gewezen op 6 april 2021 door mr. T. Zuidema, voorzitter.

Voorzitter

De beslissing is verzonden op 13 april 2021.