Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-05-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2021:104

Zaaknummer

20-761/DH/RO

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 31 mei 2021 in de zaak 20-761/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 9 december 2020 op de klacht van:

 

klager

 

over:

 

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 19 juni 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 9 oktober 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2020/64 cij/gh van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 9 december 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 9 december 2020 verzonden aan partijen.

1.4    Op 11 december 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen. Op 24 december 2020 heeft klager zijn verzet aangevuld.

1.5    De mondelinge behandeling van het verzet heeft plaatsgevonden op de zitting van de raad van 19 april 2020. Daarbij waren partijen niet aanwezig. Klager en verweerster hebben de raad van tevoren schriftelijk laten weten dat zij niet op de zitting zouden verschijnen.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. De raad heeft verder kennis genomen van de op 3 januari 2021 door klager toegezonden pleitnotities, de e-mail met bijlage van 29 januari 2021 van de zijde van klager en de e-mail met bijlage van 6 april 2021 van de zijde van verweerster.

 

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

•    De voorzitter heeft overwogen dat de gestelde strafbare feiten zijn betwist. Volgens klager zijn niet de feiten ontkend, maar de strafbaarheid ervan.

•    De voorzitter heeft klager ten onrechte niet gevolgd in zijn stelling dat verweerster in strijd met gedragsregel 8 heeft gehandeld door de vordering van de benadeelde partij niet als bijlage bij het verweer te voegen.

•    De voorzitter heeft ten onrechte geoordeeld dat verweerster niet verplicht was om de vordering van de benadeelde partij in te brengen.

•    De voorzitter heeft “het passeren van de toelichting NOvA-Regel 20 op “eerlijk proces” met door beklaagde nalaten gelijktijdige toezending “vordering” 11 mei 2020” onbesproken gelaten.

•    De voorzitter heeft de beslissing onvoldoende gemotiveerd.

•    De voorzitter is voorbij gegaan aan bepalingen in de Advocatenwet.

2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

 

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen: de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. T. Hordijk en P.O.M. van Boven-de Groot, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 31 mei 2021.