Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-05-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2021:71
Zaaknummer
20-897/DH/RO
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 17 mei 2021 in de zaak 20-897/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 20 januari 2021 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 11 juli 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 9 november 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2020/74 cij/gh van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 20 januari 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is op 20 januari 2021 verzonden aan partijen.
1.4 Op 18 februari 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 18 februari 2021 ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de videozitting van de raad van 12 april 2021. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De klacht is dus terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. M.F. Laning en J.H.M. Nijhuis, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 mei 2021.