Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-04-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2021:80

Zaaknummer

20-921

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Kwaliteit dienstverlening. Verweerster heeft klager diverse keren uitgelegd dat geen sprake was van een bestuursrechtelijke procedure maar van een civiele kwestie. Afspraak over betalen eigen bijdrage door klager volgt uit de e-mailscorrespondentie. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 26 april 2021

in de zaak 20-921/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

over

verweerster

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 27 november 2020 met kenmerk Z 1192470/HH/SD, door de raad ontvangen op dezelfde dag, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager woont sinds 2009 in een huurwoning van woningcorporatie Stichting Mitros (hierna: Mitros).

1.2    Klager heeft een geschil met Mitros over de afwijzing van een nieuwe huurwoning en het niet in behandeling nemen van klachten en een door klager ingediend bezwaarschrift.

1.3    Op 3 maart 2020 heeft klager bij Mitros een bezwaarschrift ingediend tegen de afwijzing van een huurwoning die aanvankelijk aan klager was aangeboden. Via het Juridisch Loket heeft klager zich eind maart 2020 tot verweerster gewend voor rechtsbijstand.

1.4    Op 1 april 2020 heeft verweerster klagers zaak aangenomen en een toevoeging voor klager aangevraagd. De Raad voor Rechtsbijstand heeft de toevoeging op 9 april 2020 verleend.

1.5    Op 9 april 2020 heeft verweerster het volgende aan klager gemaild:

‘Ik heb een besluit van de Raad voor rechtsbijstand ontvangen waarin het verzoek om peiljaarverlegging is toegekend. Uw eigen bijdrage is echter nog steeds behoorlijk hoog, zie bijlage.

Ik kan de verhuurder aanschrijven en uw bezwaar toe lichten. Ik zal daarvoor niet de eigen bijdrage in rekening brengen. Maar mocht het meer werk worden dan ca. 3 uur, dan bent u dus wel de eigen bijdrage verschuldigd en moet u beslissen of u e.e.a. wil doorzetten. Ik bericht u dat uiteraard van te voren.’

1.6    Klager heeft op de e-mail van verweerster van 9 april 2020 als volgt gereageerd:

‘Bedankt voor uw bericht. We hebben afgesproken voor bezwaarschrift GEEN eigen BIJDRAGE hoeft te betalen wel als beroepschrift ingediend worden bij de rechtbank. (…)

U kan de procedure kosten inclusief bijdragen in uw bezwaarschrift opvragen bij mitros als bezwaar gegrond is. (…)’

1.7    Op 16 april 2020 heeft klager twee e-mails naar verweerster gestuurd waarin klager – kort gezegd – vermeldt dat hij sinds de toekenning van de toevoeging niets van verweerster heeft gehoor over het aanvullende bezwaar dat verweerster namens klager bij Mitros zou gaan indienen. Klager heeft verweerster in deze e-mails gevraagd om het bezwaar zo snel mogelijk aan te vullen.

1.8    Op 16 april 2020 heeft verweerster als volgt op de twee e-mails van klager gereageerd:

‘Allereerst, ik begrijp dat u graag een en ander snel gerealiseerd wil zien, maar u bent uiteraard niet mijn enige cliënt en het is druk. Daarnaast is Mitros al op de hoogte van uw bezwaar. Wat dit laatste betreft, zoals u uitgelegd (…) dit is een civielrechtelijke kwestie en niet een bestuursrechtelijke bezwaarprocedure.

Wat hier verder van zij, bijgaand mijn concept, ik ontvang graag de ontbrekende informatie en uw eventuele aanvullingen/commentaar.

 

Wat betreft de financiële kant van de zaak, ik heb aangegeven dat als het niet te veel tijd kost, ik de eigen bijdrage niet zal rekenen. Op het moment dat er meer tijd mee gemoeid is, reken ik de eigen bijdrage wel en zal ik u dit vooraf laten weten en kunt u vervolgens kiezen of u de zaak wil doorzetten. In het geval van een procedure (kort geding) zal u in ieder geval wel de eigen bijdrage verschuldigd zijn en griffierecht aan de rechtbank. Mocht u in het gelijk worden gesteld, dan wordt over het algemeen de wederpartij in de proceskosten veroordeeld en zal u in dat geval dit vergoed krijgen. Verliest u zelf de procedure, dan kunt u uiteraard in de proceskosten van Mitros worden veroordeeld.’

1.9    Op 16 april 2020 heeft verweerster Mitros aangeschreven, waarbij zij heeft vermeld dat een gerechtelijke procedure zal worden gestart als een tijdig antwoord uitblijft.

1.10    In de maand april 2020 is tussen klager een verweerster een schriftelijke discussie ontstaan over het al dan niet verschuldigd zijn van de eigen bijdrage. In dat verband heeft verweerster op 29 april 2020 onder meer het volgende aan klager gemaild:

‘(…) Allereerst is dit (nogmaals) geen bestuurlijke zaak maar een civiele zaak. Als Mitros niet reageert, zullen wij naar de rechter moeten. Uiteraard kan ik Mitros eerst nogmaals aanschrijven.

Wat betreft uw eigen bijdrage, ik heb met u afgesproken dat ik deze niet in rekening breng als er niet te veel werkzaamheden behoeven te worden verricht en dat ik u van te voren zou berichten wanneer dit wel aan de orde is (en u dus de eigen bijdrage moet gaan betalen) en dan kunt beslissen of u nog verder van mijn diensten gebruik wil maken. Als ik een procedure moet starten is dit dusdanig veel werk dat u in ieder geval de eigen bijdrage verschuldigd bent.

 

(…)

 

De constructie die u voorstelt, komt naar mijn mening feitelijk neer op (deels) nog cure no pay en no cure no pay is advocaten in principe niet toegestaan. Uiteraard is het wel zo dat over het algemeen de winnende partij de proceskosten (deels of geheel) vergoed krijgt doordat de andere partij hierin veroordeeld wordt en die manier wel de eigen bijdrage (en griffierechten) worden vergoed.

 

Mocht u willen dat ik Mitros rappeleer, dan verneem ik graag.’

 

1.11    Op verzoek van klager heeft verweerster Mitros op 29 april 2020 opnieuw aangeschreven.

1.12    Op 7 mei 2020 heeft Mitros bericht geen aanleiding te zien haar standpunt te herzien.

1.13    Bij e-mail van 12 mei 2020 heeft verweerster het volgende aan klager bericht:

‘Zoals zojuist besproken heb ik u per email bevestigd dat ik de eigen bijdrage in rekening zal brengen als ik meer dan 3 uur aan uw zaak zou besteden en u dit van te voren zal laten weten. Aangezien ik, mede gezien de hoeveelheid mails die u mij gestuurd heeft, die drie uur al ruim zijn overschreden, dient u de eigen bijdrage te voldoen als u wil dat ik verder ga met uw zaak.

Mocht u deze bijdrage niet willen betalen, dan zal ik mijn werkzaamheden staken. Ik verneem graag wat u wil.’

1.14    Op verzoek van klager heeft verweerster op 12 mei 2020 de tijdsbesteding tot 21 april 2020 naar klager gemaild.

1.15    Op 16 mei 2020 heeft verweerster het volgende aan klager gemaild:

‘Ik ontving zojuist een aantal mails van u.

Zoals hieronder aangegeven heb ik u verzocht om mij te laten weten of u wil dat ik verder ga met uw zaak, in welk geval u dus de eigen bijdrage eerst zal moeten voldoen. U heeft hier niet meer op gereageerd. Ik staak mijn werkzaamheden tot u hierover duidelijkheid hebt gegeven en vervolgens de eigen bijdrage heeft voldaan en zal dan ook niet inhoudelijk ingaan op uw mails in dit stadium.’

1.16    Bij e-mail van 25 mei 2020 heeft verweerster klager het volgende bericht:

‘Ik heb niet meer van u vernomen en staak dan ook definitief mijn werkzaamheden voor u en ga over tot sluiting van het dossier. Mocht Mitros nog contact met mij opnemen dan zal ik Mitros laten weten dat ik niet langer als uw advocaat optreed en Mitros naar u verwijzen.’

1.17    Bij besluit van 27 mei 2020 heeft de Raad voor Rechtsbijstand de eigen bijdrage voor klager op grond van peiljaarverlegging verlaagd naar € 148,-.

1.18    Op 4 juni 2020 heeft klager een klacht bij verweerster ingediend. Verweerster heeft op deze klacht gereageerd bij e-mail van 11 juni 2020. 

1.19    Op 10 juni 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het

volgende.

a)    Verweerster heeft toch een eigen bijdrage bij klager in rekening gebracht terwijl hij zelf het bezwaar al had ingediend op 3 maart 2020;

b)    Verweerster heeft nagelaten het dossier van klager volledig door te nemen en het bezwaarschrift aan te vullen en juridisch te onderbouwen;

c)    Verweerster heeft nagelaten een opdrachtbevestiging naar klager te sturen;

d)    Verweerster heeft te veel tijd geschreven en inhoudelijk niets voor klager bereikt;

e)    Verweerster heeft nagelaten een beroepschrift bij de rechtbank in te dienen en een beslissing te nemen op het bezwaarschrift van Mitros. 

2.2    De voorzitter zal hierna bij de beoordeling van de klacht, waar nodig, op de stellingen en stukken van klager ingaan.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd en betwist dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In dat verband heeft verweerster aangevoerd dat zij klager verschillende keren, mondeling en schriftelijk, heeft uitgelegd dat het geschil met Mitros geen bestuursrechtelijke maar een civielrechtelijke kwestie is waarbij bezwaar en beroep bij de rechtbank niet mogelijk zijn. Verder heeft verweerster erop gewezen dat zij klager, conform afspraak, heeft gemeld dat hij de eigen bijdrage diende te voldoen toen haar werkzaamheden ruimschoots de drie uur overschreden hadden. Tot slot heeft verweerster aangevoerd dat zij het dossier van klager, inclusief de vele e-mails van klager met bijlagen, wel degelijk heeft doorgenomen en dat zij de gemaakte afspraken zowel schriftelijk als mondeling heeft bevestigd.

3.2    De voorzitter zal hierna bij de beoordeling van klacht, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING

4.1    De klacht gaat grotendeels over de kwaliteit van de dienstverlening door verweerster. De tuchtrechter heeft op grond van artikel 46 Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen als deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter daarbij rekening moeten houden met de vrijheid die de advocaat heeft bij de wijze waarop zij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van de opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat haar werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

Klachtonderdeel a)

4.2    Klachtonderdeel a) gaat over de eigen bijdrage die verweerster volgens klager toch bij hem in rekening heeft gebracht, terwijl klager het bezwaar al op 3 maart 2020 had ingediend.

4.3    De voorzitter is op grond van de dossierstukken van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Uit de gewisselde e-mails tussen klager en verweerster blijkt dat verweerster op 9, 16 en 29 april 2020 voldoende duidelijk heeft gemaakt dat zij de eigen bijdrage pas bij klager in rekening zal brengen als blijkt dat zij meer dan drie uur aan klagers zaak moet besteden en dat verweerster dit pas zal doen nadat zij klager hiervan op de hoogte heeft gebracht. Uiteindelijk is dit niet gebeurd, omdat klager niet meer heeft gereageerd op de e-mails van verweerster en verweerster haar werkzaamheden voor klager vervolgens heeft gestaakt. Bovendien blijkt uit de e-mails van 16 en 29 april 2020 van verweerster dat zij klager heeft uitgelegd dat geen sprake is van een bestuursrechtelijke procedure met bezwaar en beroep, maar van een civielrechtelijk geschil tussen klager en Mitros. Het standpunt van klager dat hij met verweerster heeft afgesproken dat hij geen eigen bijdrage hoeft te betalen bij een bezwaarschriftprocedure berust mogelijk op een misverstand aan de zijde van klager, maar verweerster kan daar niet verantwoordelijk voor worden gehouden. De in dit verband door klager genoemde geluidsopnamen waar in de klacht ook naar wordt verwezen, heeft klager niet overgelegd en maken daarom geen onderdeel uit van het klachtdossier dat de voorzitter van de deken heeft ontvangen. Klachtonderdeel a) is dan ook kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.4    Met klachtonderdeel b) heeft klager gesteld dat verweerster heeft nagelaten het dossier van klager volledig door te nemen en het bezwaarschrift aan te vullen en juridisch te onderbouwen. 

4.5    De voorzitter is op grond van de dossierstukken van oordeel dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen niet is gebleken. Verweerster heeft in haar verweer toegelicht dat zij het dossier van klager volledig heeft doorgenomen en dat zij op basis daarvan schriftelijke berichten aan Mitros heeft opgesteld die eerst in concept aan klager zijn voorgelegd. In dat verband heeft verweerster klager uitgelegd dat geen sprake is van een bestuursrechtelijke procedure met bezwaar en beroep, maar van een civielrechtelijke kwestie. Gelet op de toelichting van verweerster heeft klager zijn standpunt dat verweerster zijn zaak op onverantwoordelijke wijze heeft behandeld onvoldoende feitelijk onderbouwd. Voor dit standpunt zijn in de stukken ook geen aanknopingspunten te vinden. Dat het lang heeft geduurd voordat de toevoeging werd verleend, zoals klager heeft gesteld, kan verweerster tuchtrechtelijk niet worden verweten. Het is de Raad voor Rechtsbijstand die een toevoegingsvraag beoordeelt en verweerster heeft daar verder geen invloed op. Klachtonderdeel b) is dan ook kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c)

4.6    Met klachtonderdeel c) heeft klager gesteld dat verweerster heeft nagelaten een opdrachtbevestiging naar hem te sturen.

4.7    De voorzitter is van oordeel dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen niet is gebleken. Verweerster heeft bij haar verweer een niet ondertekende opdrachtbevestiging van 2 april 2020 overgelegd waarin onder meer als aanvullende afspraak is vastgelegd dat verweerster de eigen bijdrage niet bij klager in rekening zal brengen als de werkzaamheden beperkt blijven tot maximaal drie uur. Hoewel klager heeft betwist dat hij deze opdrachtbevestiging van verweerster heeft gekregen, is de afspraak over de eigen bijdrage ook vastgelegd in meerdere e-mails van verweerster, zoals die van 9, 16 en 29 april 2020. Uit de e-mails van klager kan worden afgeleid dat hij van de gemaakte afspraken op de hoogte was, ook van de afspraak over de eigen bijdrage. De in dit verband door klager genoemde geluidsopnamen van het telefoongesprek tussen klager en verweerster zijn niet overgelegd en maken dus geen deel uit van het klachtdossier. Gelet op de dossierstukken heeft klager dit klachtonderdeel onvoldoende feitelijk onderbouwd. Klachtonderdeel c) is dan ook kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel d)

4.8    Klachtonderdeel d) gaat over de tijdsbesteding van verweerster. Klager vindt dat verweerster te veel uren heeft geschreven en inhoudelijk niets voor hem heeft bereikt.

4.9    De voorzitter is van oordeel dat geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerster. Verweerster heeft toegelicht dat zij een groot deel van haar tijd heeft besteed aan het doornemen van de e-mails met bijlagen die klager haar heeft gestuurd. Verder heeft verweerster toegelicht dat klager in het belang van zijn zaak ook anderen heeft gevraagd om contact op te nemen met verweerster, onder wie een journalist. In dat verband heeft verweerster ook gewezen op de e-mailwisseling tussen haar en klager over een journalist die contact met verweerster wil opnemen over klagers geschil met Mitros. Gelet op de toelichting van verweerster en de tijdsbesteding die verweerster heeft overgelegd, ziet de voorzitter geen aanleiding voor de conclusie dat verweerster te veel tijd aan klagers zaak zou hebben besteed. Daarnaast blijkt uit de stukken dat verweerster op de grote hoeveelheid e-mails van klager heeft gereageerd en dat verweerster Mitros twee keer heeft aangeschreven, maar dat zij daarna haar werkzaamheden heeft gestaakt omdat klager niet meer reageerde op haar e-mails van 12, 16 en 25 mei 2021. Dat verweerster na het aanschrijven van Mitros niet verder is gegaan met de zaak van klager, betekent dan ook niet dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld. Klachtonderdeel d) is daarom ook kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel e)

4.10    Met klachtonderdeel e) heeft klager gesteld dat verweerster heeft nagelaten een beroepschrift in te dienen bij de rechtbank en een beslissing te nemen op het bezwaarschrift van Mitros.

4.11    De voorzitter is van oordeel dat verweerster tuchtrechtelijk geen verwijt kan worden gemaakt. Verweerster heeft toegelicht dat het geen optie was om een beroepschrift bij de rechtbank in te dienen, omdat sprake was van een civielrechtelijke kwestie en niet van een bestuursrechtelijke procedure. Ook heeft verweerster toegelicht dat zij Mitros heeft aangeschreven en gesommeerd, waarna een civiele procedure bij de rechtbank nog mogelijk was. De voorzitter leidt uit de stukken af dat het zover niet is gekomen, omdat verweerster haar werkzaamheden heeft gestaakt nadat klager niet meer op haar e-mails reageerde. Klagers standpunt dat verweerster puur voor haar eigen belang heeft gewerkt en misbruik heeft gemaakt van de toevoeging is gebaseerd op aannames van klager waar een feitelijke onderbouwing voor ontbreekt. Bovendien gaat dat standpunt voorbij aan het feit dat klager niet meer heeft gereageerd op de herhaalde vraag van verweerster of zij door kon gaan met haar werkzaamheden nadat zij al meer dan de afgesproken drie uur aan klagers zaak had besteed en klager de eigen bijdrage moest gaan betalen. Klachtonderdeel e) is dan ook kennelijk ongegrond.

Conclusie

4.12    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 april 2021.

 

Griffier                                                                                Voorzitter

 

Verzonden d.d. 26 april 2021