Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-05-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2021:70

Zaaknummer

21-129/DH/RO

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over onder meer de onttrekking van de eigen advocaat in een familierechtelijke kwestie in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 12 mei 2021 in de zaak 21-129/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

over:

 

verweerster

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 10 februari 2021 met kenmerk R 2021/06 tvh/gh, door de raad ontvangen op 10 februari 2021, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 22.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Verweerster heeft klager bijgestaan bij zijn echtscheiding.

1.2    In juli 2019 heeft verweerster de behandeling van de zaak overgenomen van mr. K. Op het moment van overname had mr. K een “kaal verzoekschrift” tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap ingediend, was een mediation zonder succes afgerond en waren klager en de vrouw in overleg over de inhoud van een ouderschapsplan en een convenant.

1.3    Op 19 juli 2019 heeft verweerster een bericht van de dag ervoor van de advocaat van de vrouw naar klager gestuurd met de mededeling dat ze na haar vakantie aan de slag zal gaan met een schriftelijke reactie.

1.4    Op donderdag 12 september 2019 heeft verweerster aan klager een brief van de advocaat van de vrouw doorgestuurd met de vraag of klager daarover de volgende maandag telefonisch kan overleggen, omdat ze die dag een cursus heeft en vrijdag 13 september 2019 niet op kantoor is.

1.5    Uit een bericht van 16 september 2019 van klager aan verweerster blijkt dat klager een aantal berichten aan de vrouw heeft gestuurd over onder meer de zorgregeling en de inboedel.

1.6    In zijn e-mail van 20 september 2019 heeft klager zijn ongenoegen geuit over het trage verloop van het overleg met de vrouw. Klager maakt duidelijk dat het zijn wens is dat zaken snel geregeld worden en hij heeft daarvoor een concreet voorstel gedaan.

1.7    Op 23 september 2019 heeft verweerster klager een concept bericht voor de advocaat van de vrouw toegestuurd, met daarin voorstellen om tot overeenstemming te komen.

1.8    Op 26 september 2019 heeft klager laten weten dat hij genoeg heeft van de situatie. Klager heeft laten weten dat hij niet akkoord is met het voorstel van verweerster; klager wil dat zijn bewoordingen worden gebruikt in de stukken. Klager vraagt tot slot om “bijgaand conceptbericht en ouderschapsplan graag vandaag versturen”.

1.9    Op 30 september 2019 heeft verweerster klager een declaratie gestuurd. In het begeleidende bericht laat verweerster weten dat ze de volgende dag zal reageren op het bericht van 26 september 2019.

1.10    Op 2 oktober 2019 heeft verweerster het volgende aan klager geschreven:

“(…) Wij hebben gesproken over onze samenwerking en de vertrouwensband tussen advocaat en cliënt. Ik heb aangegeven dat ik het idee heb dat je in veel gevallen mijn advies naast je neerlegt en de door jouw geformuleerde stukken via mij één op één naar de wederpartij wenst te sturen. Ik heb je bij onze intakebespreking al uitgelegd dat ik niet op die manier werk. Als advocaat dien ik in jouw belang kritisch te zijn over de standpunten die jij inneemt. Ik heb aangegeven niet als doorgeefluik naar de wederpartij te fungeren en mijn eigen reactie op een standpunt van de wederpartij moet kunnen formuleren. Jij zult vertrouwen moeten hebben in onze samenwerking. Als dat er niet is, is er wat mij betreft geen basis voor onze samenwerking.

Verder heb ik aangegeven begrip te hebben voor de emotionele kant van de zaak en de belasting daarvan voor jou zeker nu de echtscheiding al geruime tijd aan de gang is. Ik heb aangegeven mij ervoor in te zetten de zaak zo snel als mogelijk tot een goed einde te brengen.

Wij spraken af dat ik mijn email aan mr. W(…) op het punt van de inboedel zal aanpassen en in concept naar jou zal sturen. Mag ik daar spoedig een reactie op ontvangen? (…)”

Klager heeft op 3 oktober 2019 laten weten dat hij zo spoedig mogelijk zal reageren.

1.11    Op 6 oktober 2019 heeft klager een bericht gestuurd aan de advocaat van de vrouw en, ‘cc’ aan de vrouw zelf, met daarbij gevoegd “een nieuwe versie van het ouderschapsplan” en de mededeling dat de zorgregelen, de verdeling van de vakanties en alle door de vrouw gewenste “aanvullende bepalingen” akkoord zijn. Het bericht gaat verder over de verdeling van de inboedel en de gezamenlijke woning. Klager heeft gevraagd om rechtstreeks aan hem te antwoorden. Op 16 oktober 2019 heeft klager de advocaat van de vrouw gevraagd om een reactie op zijn bericht van 6 oktober 2019. Dezelfde dag heeft de advocaat van de vrouw laten weten dat klager via zijn advocaat een reactie tegemoet kan zien.

1.12    Verweerster genoot van 18 tot en met 25 oktober 2019 vakantie.

1.13    Op vrijdag 18 oktober 2019 heeft klager aan verweerster en de advocaat van de vrouw het volgende geschreven:

“(…) Zie bijlage ... Vandaag precies twee jaar geleden zaten we bij de relatietherapeut waar [de vrouw] duidelijk aangaf mij niet meer nodig te hebben. Sindsdien tel ik de dagen. Nooit verwacht dat we de treurige mijlpaal van 730 zouden bereiken.

Wat ik ook niet had verwacht is dat na het verzenden van mijn bericht er pas na 10 dagen slechts naar de gedragsregels wordt verwezen en ik nu na 12 dagen nog geen inhoudelijke reactie heb.

Maakt me niet uit van wie maar ik wil uiterlijk aanstaande maandag 14:00 uur een reactie ontvangen hebben.”

1.14    Op dinsdag 22 oktober 2019 heeft klager aan de secretaresse van verweerster laten weten dat hij nog altijd geen bericht heeft ontvangen. Klager heeft verder het volgende geschreven:

“(…) Omdat de advocaat van de tegenpartij het heeft over ‘een dezer dagen’ neem ik aan dat [verweerster] reeds een bericht heeft gestuurd. Ik verzoek u dit bericht binnen een uur naar mij door te sturen.”

1.15    Op 22 oktober 2019 heeft de advocaat van de vrouw aan klager een brief gestuurd. Verweerster heeft deze brief op 29 oktober 2019 aan klager gestuurd.

1.16    Op 31 oktober 2019 heeft klager gereageerd op de brief. Bij de reactie van klager zit een (versie van het) ouderschapsplan en een conceptbrief aan de advocaat van de vrouw. Klager heeft onder meer het volgende geschreven aan verweerster:

“Laten we nog zo min mogelijk woorden vuil maken aan dit dossier en het zo simpel mogelijk houden. Bijgaand een nieuwe versie van het ouderschapsplan en een reactie aan [advocaat vrouw] zoals ik deze zou sturen. (…)”

1.17    Op 31 oktober 2019 om 14.52 uur heeft verweerster het volgende geschreven aan klager:

“(…) Middels deze email bevestig ik kort ons telefonisch onderhoud van 29 oktober jl.

Ik heb naar jou mijn ongenoegen geuit over onze samenwerking en de vertrouwensband tussen advocaat en cliënt, nu je, terwijl ik in afwachting was van jouw reactie op een concept email naar de wederpartij, zelf, direct [advocaat vrouw] een inhoudelijke reactie per email hebt gestuurd zonder mij hiervan vooraf danwel achteraf op de hoogte te brengen. Wij spraken af dat dit niet meer zal gebeuren, omdat dit onze vertrouwensrelatie niet ten goede komt.

Ik heb je de email van [advocaat vrouw] van 22 oktober jl. doorgestuurd en aangegeven dat ik de stukken opnieuw zal gaan bestuderen en volgende week even telefonisch contact met je op zal nemen over de reactie naar de wederpartij.

De door jou tot op heden onbetaald gebleven nota, waarvan de betalingstermijn inmiddels ruim is verstreken, is voorts ook nog ter sprake gekomen. Jij hebt toegezegd dat je deze nota zo spoedig mogelijk zal voldoen. Ik heb echter nog geen betaling mogen ontvangen. Kun je deze zo spoedig mogelijk voldoen, zodat ik volgende week aan de slag kan met de zaak?

Wij spraken voorts af dat ik onderhavig telefonisch onderhoud van ongeveer 50 minuten niet in rekening zal brengen. (…)”

1.18    Op 6 november 2019 heeft verweerster aan klager een (versie van het) ouderschapsplan gestuurd en een conceptbericht aan de advocaat van de vrouw. Verweerster heeft klager verzocht om te laten weten of hij met de inhoud akkoord is.

1.19    Klager heeft op 6 november 2019 om 23.54 uur als volgt gereageerd:

“(…) Ik ben behoorlijk geschrokken van mijn spontane duizeligheid tijdens het bellen vandaag. Ik snap ook niet datje ondanks al mijn berichten en met name die van 20-9, 26-9, 6-10 en 31-10 mij toch wéér gaat bellen, wéér een concept stuurt waar ik wéér wat van moet vinden. Hoeveel moeite is het nou om in dit stadium een beetje af te wijken van je vaste werkwijze en mijn tekst zonder inhoudelijke discussie over te nemen omwille van de snelheid kostenbesparing, mijn gezondheid dus en het welzijn van mijn kinderen. Temeer daar ik geen onzin schrijf wat jou kan schaden en vrijwel alles wat er tot nu bereikt en geregeld is door mijn berichten komt.

In je concept hieronder zeg je vreemd genoeg niets over wie het convenant maakt, niets over de kinderalimentatie, niets over de risicoverzekeringen, niets over de medische zorg en geef je geen specificatie van de kostprijs waar ze geheid om gaan vragen. De maximale termijn van twee jaar staat al in mijn bericht van 6-10 en zo expliciet schrijven dat de woning aan mij wordt toegedeeld valt vast niet goed.

Je laat met je concept [advocaat vrouw] alle ruimte de bal weer terug te kaatsen. Zijn we zo weer een maand verder en weer niets opgeschoten. Bijgaand mijn aangepaste concept. Graag deze nu wel overnemen en versturen.”

1.20    Op 10 november 2019 heeft klager een e-mail gestuurd aan de advocaat van de vrouw en, ‘cc’, aan de vrouw en verweerster. Het bericht van klager gaat over het ouderschapsplan, verzekeringen, de gezamenlijke woning en de kosten voor de kinderen. Klager sluit de e-mail af met het verzoek om een akkoord op het bijgevoegde ouderschapsplan, waarna hij het conceptconvenant zal toesturen.

1.21    Op 11 november 2019 om 9.56 uur heeft verweerster gereageerd op het bericht van klager van 6 november 2019. Verweerster heeft het volgende geschreven:

“Allereerst. Ik vind het vervelend dat je tijdens ons telefonisch onderhoud last had van duizelingen. Jij hebt aangegeven dat de kwestie door de duur en de starre houding van de wederpartij zijn tol gaat eisen. Ik heb aandacht voor jouw belangen en emotie in deze, maar heb jou  reeds een aantal malen (zowel telefonisch als schriftelijk) te kennen geven niet als doorgeefluik te functioneren. Hieronder treft je dan ook een aangepaste email aan de wederpartij aan.

Naar aanleiding van jouw opmerkingen zal ik de vergoeding van de woning specificeren met het overzicht dat jij hebt toegezonden. Ten aanzien van de kinderalimentatie merk ik op dat uit mijn passage vanzelfsprekend volgt dat jij geen alimentatie voor [zoon] zal voldoen. Er Is immers opgenomen dat een leder van jullie de verblijfskosten voor het kind dat in zijn of haar huishouden verblijft voldoet. De niet verzekerde medisch kosten zijn gewoon in mijn email opgenomen. Ik begrijp niet wat hieraan schort. Mijn idee om nog niet de risicoverzekeringen mee te nemen heeft te maken met het feit dat ook over de verdeling van bank- en spaarsaldi, de levensverzekeringen de verevening van de pensioenen nog geen overeenstemming is bereikt. Wat mij betreft breiden we de email met deze punten uit. Ik begrijp verder niet goed waarom de toedeling van de woning aan jou niet goed zal vallen. Ik ben een aantal dagen afwezig in verband met een examen.

Ik zou graag woensdag a.s. even telefonisch overleg met je voeren over de inhoud van de email en de eventuele aanvulling met de verdeling van bank- en spaarsaldi, de levensverzekering en de verevening van de pensioenen.

Ik vertrouw erop je hiermee naar behoren te hebben ingelicht.”

Onder de e-mail volgt de concepttekst voor het bericht aan de wederpartij.

1.22    Op 14 november 2019 om 14.39 uur heeft verweerster het volgende geschreven aan klager:

“Met verbazing heb ik kennis genomen van, wederom, een directe email (d.d. 10 november jl.) van jou aan [advocaat vrouw]. Van ons telefonisch onderhoud van 29 oktober jl., en mijn bevestiging hiervan in mijn email van 31 oktober jl. heb jij je blijkbaar niets aangetrokken. Wat mij betreft is er sprake van een breuk in onze vertrouwensrelatie en ben ik hierdoor genoodzaakt mijn werkzaamheden In jouw dossier neer te leggen. Op deze manier kan ik simpelweg mijn werk niet doen.

Ik zal mij kan ook direct bij de Rechtbank onttrekken aan de aanhangige procedure. De Rechtbank geeft jou gedurende twee weken de gelegenheid een nieuwe advocaat te stellen. Deze advocaat zal dan namens jou, nu er thans immers alleen om de beëindiging van het geregistreerd partnerschap is verzocht, aanvullende verzoeken met betrekking tot de kinderen of de verdeling van de gemeenschap van goederen kunnen indienen. Ik wijs je verder op het risico dat wanneer zich niet binnen twee weken een nieuwe advocaat zich namens jou in de procedure stelt en de wederpartij een verweerschrift met zelfstandige verzoeken met betrekking tot de ontbinding van het geregistreerd partnerschap, de kinderen of de verdeling van de gemeenschap van goederen indient, deze verzoeken wellicht zonder nader verweer aan jou zijde kunnen worden toegewezen. Verder wijs ik je op het risico van niet-ontvankelijkheid van jouw verzoekschrift in het geval de wederpartij een referteverklaring tegen het verzoekschrift tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap indient.

Ik adviseer je nadrukkelijk om zo spoedig mogelijk een nieuwe advocaat in de arm te nemen.”

1.23    Op 14 november 2019 om 14.42 uur heeft verweerster klager het onttrekkingsformulier toegezonden.

1.24    Op 14 november 2019 om 17.21 uur heeft verweerster aan klager het hiervoor in 1.21 weergegeven bericht van 11 november 2019 toegestuurd. Volgens het bericht van verweerster was de e-mail van 11 november 2019 in haar postvak uit blijven hangen.

1.25    Op 14 november 2019 om 17.55 uur heeft klager het volgende aan verweerster geschreven:

“Dat je bericht is blijven hangen is niet mijn fout. Je aangepaste concept is bijna een kopie van de mijne en was akkoord geweest. Ik snap niet dat je zo boos bent dat ik vrijwel hetzelfde bericht rechtstreeks heb gestuurd met een goede reden namelijk mijn gezondheid en het welzijn van mijn kinderen.

Ik ben ten einde raad bij jou gekomen. Ik ben met alles meegaand geweest ondanks alle rare en steeds weer wisselende eisen van de tegenpartij. Ik kan het dossier tot in detail dromen en ik ervaar al twee jaar (!) gezondheidsklachten. Iedere seconde dat deze scheiding langer duurt worden deze klachten erger dus het moet gewoon nu stoppen. Ik vraag je dus begrip voor het rechtstreeks versturen vooral omdat dit in feite veroorzaakt wordt doordat jouw bericht mij vrijdag niet bereikt heeft. Ik heb begrip voor je afwezigheid door vakantie en studie en drukte en dat je inhoudelijk ook af en toe een foutje maakt doordat je vast vele zaken door elkaar hebt lopen. Jij hebt het steeds over de vertrouwensrelatie. Deze moet ook omgekeerd werken en dat ik dus op je kan rekenen ook als het even wat lastiger gaat door emoties en stress.

Ik ga er derhalve niet mee akkoord dat je je aan de zaak onttrekt. Dat is een buiten proportioneel middel. Je zadelt mij en heel veel mensen met extra stress en gedoe op waaronder ook mijn kinderen. Ik verzoek je [advocaat vrouw] te informeren over de reden van de rechtstreekse verzending en haar reactie af te wachten. Graag per omgaande de bevestiging dat je het onttrekken aan de zaak hebt teruggedraaid.”

1.26    Op 15 november 2019 om 9.32 uur heeft verweerster aan klager laten weten dat de vertrouwensrelatie volgens haar onherstelbaar is beschadigd en dat het daarom onmogelijk is dat zij haar werkzaakheden in klagers dossier voortzet. Verweerster heeft klager nogmaals gewezen op de noodzaak om een nieuwe advocaat te zoeken.

1.27    Klager heeft dezelfde dag om 10.09 uur laten weten dat het voor hem niet haalbaar is om een nieuwe advocaat te vinden binnen twee weken. Klager wil daarom graag “binnen een uur” de bevestiging dat verweerster zich weer gesteld heeft. Klager heeft vervolgens zijn ongenoegen geuit over het gebrek aan voortvarendheid bij verweerster bij de behandeling van de zaak en over de wijze waarop verweerster voor klager heeft opgetreden.

1.28    Op 15 november 2019 om 15.47 uur heeft klager het volgende aan verweerster geschreven:

“Ik heb vandaag een advocaat kunnen bellen. Zonder concreet te oordelen vond deze advocaat het zeer vreemd dat je vanwege slechts een rechtstreeks bericht aan de wederpartij zonder overleg de zaak hebt neergelegd en je ook meteen zonder aankondiging hebt onttrokken aan de procedure bij de rechtbank waarmee je het probleem voor mij en mijn naasten bewust groter maakt. Mede ook omdat je weet dat de scheiding al twee Jaar voortsleept, ik gezondheidsklachten ervaar en er kinderen bij betrokken zijn. Ook zei deze advocaat dat het nu een drukke tijd is en een advocaat zich eerst wil Inlezen en een intake wil houden alvorens deze zich in de zaak stelt. Dit alles kost veel tijd en geld welke ik beide zoals je weet niet meer heb. Overstappen naar een andere advocaat is dus niet aan de orde.

Graag ontvang ik voor 17 uur de bevestiging dat je je weer in de zaak gesteld hebt zodat mijn weekend en dat van de kinderen iets minder stressvol is.”

1.29    Op 20 november 2019 heeft verweerster het volgende aan klager geschreven:

“In reactie op jouw emails van 15 november jl. bericht ik je nogmaals dat mijn onttrekking aan jouw zaak onomkeerbaar Is. Ik verricht geen werkzaamheden meer.

Ik heb je diverse malen geadviseerd zo spoedig mogelijk contact op te nemen met een advocaat die de zaak van mij gaat overnemen. Ik wijs je er nogmaals op dat de Rechtbank jou hiervoor een termijn van twee weken geeft. Ik heb inmiddels begrepen dat je hierover reeds door de Rechtbank bent ingelicht. Ik verwijs je nogmaals naar de risico's van te late advocaatstelling zoals aangegeven in mijn email van 14 november jl. en bij herhaling aangegeven in mijn email van 15 november jl.

Ik verneem graag van je welke advocaat de zaak van mijn gaat overnemen.

Verder bericht ik je dat ik niet langer zal reageren op jouw emails.”

1.30    Op 4 februari 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

a)    Verweerster heeft zich onfatsoenlijk  gedragen.

b)    Verweerster heeft zich ongepast tegen klager uitgelaten.

c)    Verweerster heeft klager bang gemaakt.

d)    Verweerster is niet voor de belangen van klager opgekomen.

e)    Verweerster heeft in strijd met gedragsregel 1.3 gehandeld.

f)    Verweerster heeft haar eigen belangen -vrije tijd en vakanties- boven de belangen van klager gesteld.

g)    Verweerster heeft niet doelmatig gehandeld.

h)    Verweerster heeft klager onnodige kosten laten maken.

i)    Verweerster heeft feitelijk onjuiste informatie verstrekt.

j)    Verweerster heeft onzorgvuldig gehandeld.

k)    Verweerster is eigenwijs en autoritair.

l)    Verweerster heeft zonder enige aankondiging, onderbouwing of overleg haar werkzaamheden voor klager neergelegd.

m)    Verweerster heeft klager vervolgens niet op de hoogte gesteld van zijn rechten en plichten.

n)    Verweerster heeft geen plan van aanpak gehad.

o)    Verweerster heeft klager laten betalen voor niet bestelde werkzaamheden.

p)    Verweerster heeft klager niet gewezen op de kantoorklachtenregeling.

q)    Verweerster heeft de algemene voorwaarden en de kantoorklachtenregeling niet op haar website staan.

2.2    De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover van belang, besproken.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING

Toetsingskader

4.1    Voorop staat dat verweerster in haar hoedanigheid van advocaat een ruime mate van vrijheid heeft als het gaat om de aanpak of strategie in een zaak. De advocaat bepaalt op welke wijze de belangen van de cliënt het beste kunnen worden gediend en draagt daarvoor de volledige verantwoordelijkheid.

4.2    Indien een advocaat vaststelt dat tussen hem en zijn cliënt geen vertrouwen meer bestaat, geldt verder dat het hem vrijstaat om zijn werkzaamheden voor die cliënt te staken. De advocaat dient daarbij zorgvuldig te werk te gaan en moet ervoor waken dat de belangen van de cliënt niet onevenredig worden geschaad.

Klacht

4.3    Uit het klachtdossier blijkt dat klager graag zo spoedig mogelijk een punt wilde zetten achter de scheiding en verdeling. Dat is begrijpelijk, maar bij een scheiding hebben partijen te maken met de wensen van de wederpartij en, daarnaast, de rechten, de plichten en de agenda’s van alle betrokkenen waaronder de advocaten van partijen. Het is aan de advocaten van partijen om te zorgen dat dingen goed geregeld worden en dat kost tijd. Daarbij geldt dat het juist aan de advocaat is om erop toe te zien dat in regelingen tussen ex-echtelieden duidelijk afspraken worden vastgelegd die niet voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn. Dat het klager allemaal niet snel genoeg ging en dat verweerster niet de door klager gekozen bewoordingen overnam bekent dus niet dat verweerster is tekortgeschoten. De klacht is in zoverre dan ook kennelijk ongegrond.

4.4    Klager heeft klachtonderdelen a, b en c niet feitelijk onderbouwd. Deze klachtonderdelen zijn daarom kennelijk ongegrond.

4.5    Uit het dossier blijkt dat verweerster ongeveer vier maanden voor klager heeft gewerkt. In die periode hebben klager en verweerster veelvuldig contact gehad. Uit het dossier blijkt dat onderhandelingen tussen klager, de vrouw en hun advocaten, vooral plaatsvonden in september en oktober 2019. De stelling dat verweerster daarbij onvoldoende is opgekomen voor zijn belangen heeft klager onvoldoende feitelijk onderbouwd. Klachtonderdeel d is ook kennelijk ongegrond.

4.6    Klager heeft zijn stelling dat verweerster zich niet heeft laten leiden door de verplichtingen die op haar als advocaat rustten onvoldoende feitelijk onderbouw. Klachtonderdeel e is daarom ook kennelijk ongegrond.

4.7    Uit het dossier blijkt dat verweerster zomer- en herfstvakantie heeft genoten. Daarnaast werkt verweerster volgens de onweersproken stelling van klager parttime. Dit is niet ongebruikelijk en op zichzelf ook niet onbetamelijk. Omdat ook niet is gebleken dat de belangen van klager onevenredig zijn geschaad door de verlof- en parttimedagen van verweerster, is klachtonderdeel f kennelijk ongegrond.

4.8    Hetgeen hiervoor in 4.3 is overwogen in aanmerking genomen, heeft klager klachtonderdelen g, h, i en j onvoldoende feitelijk onderbouwd. Deze klachtonderdelen zijn daarom kennelijk ongegrond.

4.9    Klachtonderdeel k is bij gebrek aan feitelijke onderbouwing eveneens kennelijk ongegrond.

4.10    Ten aanzien van klachtonderdelen l en m heeft verweerster aangevoerd dat de vertrouwensrelatie tussen haar en klager onherstelbaar beschadigd was en dat zij daarom haar werkzaamheden voor klager niet kon voortzetten. Verweerster stelt daarbij zorgvuldig te hebben gehandeld.

4.11    De voorzitter stelt vast dat verweerster op 2 oktober 2019 aan klager heeft geschreven dat het vertrouwen van klager noodzakelijk is om als advocaat te kunnen optreden. Verweerster heeft verder tot uitdrukking gebracht dat de communicatie met de wederpartij via haar moet verlopen en dat zij niet slechts kan fungeren als doorgeefluik. Op 29 oktober 2019 heeft verweerster, naar aanleiding van rechtstreekse berichten van klager aan de advocaat van de vrouw, afgesproken dat klager alleen nog via verweerster zou communiceren. Verweerster heeft de afspraken bij e-mail van 31 oktober 2019 nog eens bevestigd. Nadat klager op 10 november 2019 opnieuw rechtstreeks met de advocaat van de vrouw heeft gecorrespondeerd heeft verweerster zich onttrokken.

4.12    Naar het oordeel van de voorzitter is niet onbegrijpelijk dat verweerster de schending van een afspraak over de wijze van samenwerking die nog geen twee weken eerder was gemaakt heeft opgevat als een onherstelbare breuk in de vertrouwensrelatie. Verweerster heeft naar het oordeel van de voorzitter zorgvuldig gehandeld rondom de onttrekking. Ze heeft klager gewezen op de noodzaak van het vinden van een nieuwe advocaat en op de termijn waarbinnen de nieuwe advocaat zich moest stellen. Verweerster heeft klager ook gewezen op de gevolgen als zich niet op tijd een nieuwe advocaat stelt. Verweerster heeft naar het oordeel van de raad niet onbetamelijk of onzorgvuldig gehandeld en klachtonderdelen l en m zijn daarom kennelijk ongegrond.

4.13    Uit het dossier blijkt niet dat verweerster op een ongebruikelijke wijze te werk is gegaan. Klager heeft zijn stelling dat verweerster geen plan van aanpak had daarom onvoldoende feitelijk onderbouwd. Klachtonderdeel n is kennelijk ongegrond.

4.14    Klager heeft zijn stelling dat verweerster hem heeft laten betalen voor niet bestelde werkzaamheden onvoldoende feitelijk onderbouwd. De voorzitter neemt daarbij in aanmerking dat de advocaat ‘dominus litis’ is en aldus de regie voert over de gang van zaken. Klachtonderdeel o is kennelijk ongegrond.

4.15    Uit de onderhavige klacht blijkt dat klager de weg naar de deken en de tuchtrechter heeft gevonden en dat het handelen van verweerster wordt getoetst. Klager is daarom niet in zijn belangen geschaad door de omstandigheid dat hij niet op de klachtregeling is gewezen. Klachtonderdeel p is kennelijk ongegrond.

4.16    Dat de algemene voorwaarden van (het kantoor van) verweerster niet op de website staan is op zichzelf niet onzorgvuldig of onbetamelijk jegens klager. Bovendien is gesteld noch gebleken dat klager door deze omstandigheid in zijn belangen is geschaad. Klachtonderdeel q is daarom ook kennelijk ongegrond.

Slotsom

4.17    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2021.