Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-04-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2021:91

Zaaknummer

21-136/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Niet is gebleken dat verweerster de zaak van klager onvoldoende voortvarend heeft behandeld. Verweerster heeft ook niet geweigerd de zaak van klager aan te brengen bij de rechtbank en evenmin heeft zij onvoldoende voortvarend meegewerkt aan de overdracht van de toevoeging en het sturen van haar urenspecificatie aan de opvolgend advocaat van klager.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  19 april 2021

in de zaak 21-136/A/A

naar aanleiding van de klacht van: 

klager

over:    

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 9 februari 2021 met kenmerk 1040698/EJH/FS, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager heeft zich in april 2019 tot verweerster gewend met het verzoek hem bij te staan in verband met een door hem gewenste omgangsregeling met twee van zijn kinderen. Op 24 mei 2019 heeft verweerster een opdrachtbevestiging aan klager gestuurd. Daarin staat, voor zover van belang:

“Mijn werkzaamheden zullen (in ieder geval) inhouden dat ik uw ex-partner zal aanschrijven met het verzoek om het contact met uw kinderen te herstellen en een omgangsregeling met u op te bouwen. Omdat u niet beschikt over het volledige adres van uw ex-partner zal ik eerst via de basisregistratie van de gemeente haar adresgegevens trachten te achterhalen. Daarna zal ik haar, na overleg met u, een brief schrijven waarin ik uw verzoek verwoord. Als het niet lukt om met haar hierover afspraken te maken zal de kwestie wellicht aan de rechter moeten voorgelegd. Over het starten van een eventuele procedure zal ik eerst met u overleg voeren.

In ons gesprek is aan de orde geweest wat uw verwachtingen zijn ten aanzien van de uitkomst van de onderhavige zaak. Ik heb u daarover gezegd dat het afhankelijk is van de bereidheid van uw ex-partner of het zal lukken om in overleg tot een regeling te komen. (…) Als de kwestie niet via overleg is op te lossen kan de kwestie aan de rechter worden voorgelegd.”

1.2    Op 28 mei 2019 heeft (een kantoorgenoot van) verweerster de gemeente verzocht om de geheime persoonsgegevens uit de Basisregistratie Personen van de ex-partner van klager (hierna: de vrouw). Bij brief van diezelfde datum heeft de gemeente (de kantoorgenoot van) verweerster meegedeeld dat de vrouw om geheimhouding heeft gevraagd van haar persoonsgegevens en dat aan de vrouw is gevraagd naar de redenen voor de geheimhouding van haar persoonsgegevens. Bij besluit van 17 juli 2019 heeft de gemeente (de kantoorgenoot van) verweerster meegedeeld dat de persoonsgegevens van de vrouw niet worden verstrekt en dat (de kantoorgenoot van) verweerster voor verder contact over een gerechtelijke procedure terecht kan bij de advocaat van de vrouw (hierna: mr. W).

1.3    Bij brief van 29 juli 2019 heeft verweerster mr. W onder meer geschreven dat klager het contact met de twee kinderen die hij samen met de vrouw heeft weer wil opbouwen en dat hij hen tevens in contact wil brengen met de twee kinderen die hij heeft uit zijn huidige relatie. Verweerster heeft mr. W gevraagd haar te berichten of de vrouw bereid is hierover in overleg te treden om een regeling te treffen.

1.4    Bij e-mail van 21 augustus 2019 heeft mr. W verweerster onder meer geschreven:

“Hierbij stuur ik u de beschikking van 28 augustus 2013 waarover ik per telefoon informeerde.

Zoals besproken verzoek ik u te overleggen met uw cliënt. Het verzoek van uw cliënt ligt bijzonder gevoelig bij zowel cliënte als de kinderen. (…)

Ik ga ervan uit dat wij elkaar in september spreken.”

1.5    Bij e-mail van eveneens 21 augustus 2019 heeft verweerster klager onder meer geschreven:

“Vandaag werd ik gebeld door [mr. W] (…) Zij deelde mij mee dat uw verzoek nogal gevoelig ligt (…) omdat u in 2013 zonder aankondiging bent verdwenen en geen contact meer met de kinderen hebt onderhouden. Volgens [mr. W] heeft u in die tijd ook in de procedure over de ondertoezichtstelling en omgang geen contact meer opgenomen met uw toenmalige advocaat, waardoor uw verzoeken toen zijn afgewezen. Zij stuurde mij met onderstaande mail een kopie van de beschikking van de Rechtbank toe.

Ik heb met haar afgesproken dat ik de zaak verder met u zal bespreken en dat ik daarna weer contact met haar zal opnemen, om te bezien of u toch met elkaar in overleg kunt treden.”

1.6    Bij e-mail van 3 oktober 2019 heeft verweerster mr. W onder meer geschreven:

“Ik probeerde deze week enkele malen u telefonisch te bereiken maar helaas is dat niet gelukt. Ik wilde het volgende bespreken.

Wij hadden over deze zaak enige tijd geleden contact. Ik besprak uw mededelingen met cliënt (…) Cliënt geeft aan dat er in het verleden meerdere dingen niet goed zijn verlopen. Hij zou graag een en ander willen uitleggen en toelichten. Hij denkt daarbij om te beginnen aan het schrijven van een brief aan zijn kinderen. Daarna zou het contact mogelijk uitgebreid kunnen worden. Verder zou heel graag contact tot stand willen brengen tussen zijn oudste kinderen en zijn twee jongste kinderen. (…)

Graag heb ik hierover volgende week nader overleg met u.”

1.7    Op 29 oktober 2019 heeft mr. W gereageerd op de e-mail van verweerster van 3 oktober 2019.

1.8    Op 29 oktober 2019 heeft verweerster klager onder meer geschreven:

“I received this message (see below) from [mr. W]. She accepts your offer to write a letter, but she doen’t accept to start contact between you and the children. She doen’t react to your proposal about contact between the youngest and the older children.

May be it would be an idea to write the letter that you have in mind for the children (…) and mention in that letter the possibility of the contact between the children?

(…) Please let me know when you could make an appointment to speak about the matter.”

1.9    Bij e-mail van 29 oktober 2019 heeft klager verweerster onder meer geschreven:

“I want to go to court with this case to hear their opinion about this and so they learn from the court or myself that I want to restore my contact with them and that they now also got 2 more brothers.

All considered from my perspective I wish to go to court to have a better chance to communicate with my kids.

Do we need to meet face to face to prepare the documents to make a petition to the court?”

1.10    Verweerster heeft klager bij e-mail van 8 november 2019 onder meer geschreven:

“I am sorry that I did not react sooner to your mail below. I was ill a couple of days and very busy afterwards. I think it will be good to schedule an appointment next week to speak about the matter further, and to discuss further actions.”

1.11    Bij e-mail van 8 november 2019 heeft klager verweerster geschreven:

“I would like to inform you that I do not wish to continue any further with your services.

Eleven months down the line and nothing has been done or moved to improve my legal situation and that if my children.

I have appointed a new lawyer to handle further my case and thus I kindly request you to cooperate with the transition.”

1.12    Verweerster heeft klager hierop bij e-mail van 8 november 2019 onder meer geschreven:

“I am sorry you feel this way. I remind you that initially you asked me to be careful and not to force things and that you did not want to go to court with the matter. Just recently you apparently have changed your mind. Of course you are entitled to ask another lawyer to represent you, but I think it would have been better to speak about it in person first.

As it is now, if I get a message from the new lawyer I will cooperate with the transition. I inform you that you will have to pay another amount of “eigen bijdrage” to the new lawyer.”

1.13    Bij e-mail van 22 november 2019 heeft klager verweerster onder meer geschreven:

“My new lawyer (…) has sent you a communication 2 weeks ago to transfer her the toevoeging and whatever communication you have ever made related to my case (2 emails??), could you please do so IMMEDIATELY since you are delaying once again my rights to have a legal representation for me and my children?”

1.14    Op 25 november 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

1.15    Op 5 december 2019 heeft de secretaresse van verweerster het dossier van klager en de toevoeging voorzien van een urenspecificatie aan de opvolgend advocaat van klager gestuurd.

1.16    Bij e-mail van 6 december 2019 heeft de secretaresse van verweerster de opvolgend advocaat van klager onder meer geschreven:

“Toezending van dit dossier heeft wegens persoonlijke omstandigheden (onverwacht overlijden binnen de familie) enige vertraging opgelopen. Uiteraard begrijpen wij dat dit wellicht vervelend kan zijn voor uw client. Zojuist werden wij gebeld door de politie (…) [Klager] staat daar om aangifte jegens [verweerster] te doen wegens het niet afgeven van zijn dossier. Hoewel er sprake is van vertraging is er nimmer sprake geweest van het niet willen afgeven van (…) het dossier. (…) Kunt u uw cliënt laten weten dat u het dossier inmiddels van ons heeft mogen ontvangen en dat overgaan tot aangifte niet nodig is?”

1.17    Uit de urenspecificatie van verweerster volgt dat zij in totaal 4,52 uur aan de zaak van klager heeft besteed.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

a)    Verweerster heeft de zaak van klager niet voortvarend behandeld, zij had gebrek aan empathie, vertoonde roekeloos en onsmakelijk gedrag en weigert verantwoordelijkheid te nemen voor de schade van klager en zijn kinderen.

b)    Verweerster heeft de zaak van klager niet voor de rechtbank willen aanbrengen.

c)    Verweerster heeft niet, althans onvoldoende voortvarend meegewerkt aan de overdracht van de toevoeging en het toesturen van haar uren aan de opvolgend advocaat van klager.

d)    Verweerster heeft in haar antwoord in deze klachtprocedure de medewerkers van de orde aangeschreven met “geachte collega” in een poging de lezer te manipuleren in een omgeving van loyaliteit aan collega’s in plaats van de instelling die de klacht van klager behandelt aan te spreken.

3    VERWEER

3.1    Verweerster voert tegen de klacht verweer. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

4.2    Verder geldt dat een advocaat gehouden is de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen.

Klachtonderdeel a)

4.3    Klager verwijt verweerster in dit klachtonderdeel dat zij de zaak van klager onvoldoende voortvarend heeft behandeld. Klager heeft dit als volgt toegelicht. Verweerster heeft in een jaar tijd slechts twee e-mails aan de wederpartij gestuurd. Verweerster blijft weigeren de volledige verantwoordelijkheid te nemen voor de schade die klager en zijn kinderen is toegebracht met roekeloos en onsmakelijk gedrag dat niet correct is en niet gebruikelijk is. Verweerster heeft een gebrek aan empathie en ook haar communicatie is gebrekkig.

4.4    Verweerster voert aan dat zij de zaak van klager in april 2019 in behandeling heeft genomen. Klager heeft toen gezegd dat hij wilde proberen het geschil met de vrouw over de omgangsregeling met zijn twee oudste kinderen buiten rechte wilde oplossen en dat hij de vrouw daarom niet te dwingend wilde benaderen. Met klager is afgesproken dat verweerster een toevoeging voor hem zou aanvragen en zou proberen de adresgegevens van de vrouw te achterhalen om haar te kunnen aanschrijven. Het verkrijgen van een toevoeging heeft enige tijd in beslag genomen vanwege een peiljaarverlegging. Ook het verkrijgen van de adresgegevens van de vrouw heeft enige tijd in beslag genomen doordat zij een geheim adres heeft. Uiteindelijk heeft verweerster kunnen achterhalen dat de vrouw werd bijgestaan door een advocaat met wie verweerster vervolgens enkele malen schriftelijk en telefonisch contact heeft gehad. Op 29 oktober 2019 heeft verweerster de laatste reactie van de advocaat van de vrouw aan klager doorgestuurd. Verweerster is daarna enige tijd afwezig geweest vanwege ziekte en andere zaken. Daardoor heeft zij pas op 8 november 2019 op de reactie van klager kunnen reageren, aldus verweerster.

4.5    De voorzitter overweegt als volgt. Uit het klachtdossier blijkt dat de Raad voor Rechtsbijstand partijen op 21 mei 2019 heeft bericht dat aan klager een toevoeging is verleend. Een kantoorgenoot van verweerster heeft vervolgens kort daarna, op 28 mei 2019, bij de gemeente een verzoek ingediend om toezending van de geheime persoonsgegevens uit de Basisregistratie Personen van de vrouw. Pas op 17 juli 2019 heeft de gemeente hierop een beslissing genomen. Verweerster heeft vervolgens op 29 juli 2019 de advocaat van de vrouw aangeschreven. Daarna heeft er in augustus 2019 telefonisch en per e-mail contact plaatsgevonden tussen verweerster en de advocaat van de vrouw. Op 3 oktober 2019 heeft verweerster de advocaat van de vrouw wederom aangeschreven. Verweerster heeft de reactie op die e-mail, van 29 oktober 2019, meteen op 29 oktober 2019 doorgestuurd aan klager. Klager heeft daarop dezelfde dag nog gereageerd. Op die e-mail van klager heeft verweerster door ziekte pas op 8 november 2019 gereageerd. 

4.6    Gelet op het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat niet is gebleken dat verweerster de zaak van klager onvoldoende voortvarend heeft behandeld. De behandeling van de zaak heeft in het begin weliswaar enige vertraging opgelopen, maar die vertraging is niet aan verweerster te wijten. Verweerster heeft kort na het verlenen van de toevoeging aan klager actie ondernomen en heeft dat wederom gedaan kort na het besluit van de gemeente. Het is juist dat verweerster pas op 8 november 2019 heeft gereageerd op de e-mail van klager van 29 oktober 2019, maar verweerster heeft toegelicht dat dit kwam omdat zij ziek was en zij heeft hiervoor ook haar excuses aan klager aangeboden in haar e-mail van 8 november 2019. Niet is gebleken dat klager hierdoor in zijn belangen in geschaad. Dat verweerster zich roekeloos en onsmakelijk heeft gedragen en dat zij een gebrek aan empathie heeft en dat ook haar communicatie gebrekkig is, heeft klager onvoldoende onderbouwd en dat blijkt ook niet uit het klachtdossier.

4.7    De conclusie uit het voorgaande is dat klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond is.

Klachtonderdeel b)

4.8    In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster dat zij de zaak van klager niet voor de rechtbank heeft willen aanbrengen.

4.9    Verweerster voert aan dat klager in eerste instantie heeft aangegeven de kwestie buiten rechte op te willen lossen.

4.10    De voorzitter overweegt als volgt. Uit de opdrachtbevestiging van verweerster volgt dat partijen hebben afgesproken dat eerst zou worden geprobeerd buiten rechte tot afspraken met de vrouw te komen over een omgangsregeling. Pas als dat niet zou lukken zou de zaak wellicht aan de rechter voorgelegd moeten worden. Kennelijk heeft klager eind oktober 2019 besloten de zaak te willen voorleggen aan de rechter, zo volgt uit zijn e-mail aan verweerster van 29 oktober 2019. Verweerster heeft klager hierop bij e-mail van 8 november 2019 meegedeeld een afspraak met hem te willen maken om een en ander te bespreken. Hieruit volgt dat verweerster niet heeft geweigerd de zaak van klager aan te brengen bij de rechtbank; zij wilde daarover juist met klager spreken. Zover is het echter niet gekomen omdat klager op 8 november 2019 de overeenkomst van opdracht met verweerster heeft beëindigd. Klachtonderdeel b) is eveneens kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c)

4.11    Klager verwijt verweerster in dit klachtonderdeel dat zij niet, althans onvoldoende voortvarend heeft meegewerkt aan de overdracht van de toevoeging en het toesturen van haar urenspecificatie aan de opvolgend advocaat van klager.

4.12    De voorzitter overweegt als volgt. Uit het klachtdossier blijkt dat klager op 8 november 2019 de overeenkomst van opdracht met verweerster heeft opgezegd. Op 5 december 2019 heeft verweerster, tezamen met het dossier van klager, de toevoeging en haar urenspecificatie aan de opvolgend advocaat van klager gestuurd. Aan klager kan worden toegegeven dat het enige tijd heeft geduurd voordat verweerster de toevoeging en haar urenspecificatie aan de opvolgend advocaat heeft gestuurd, maar niet is gebleken dat zij dit opzettelijk of uit onachtzaamheid heeft gedaan. Verweerster heeft aan de (opvolgend) advocaat van klager toegelicht dat er enige vertraging is ontstaan vanwege een onverwacht overlijden in de familie. Anders dan klager stelt heeft verweerster de toevoeging en haar urenspecificatie niet pas overgedragen nadat klager zich bij de politie had gemeld om aangifte tegen verweerster te doen. Dat was immers op 6 december 2019 en verweerster heeft de stukken op 5 december 2019 aan de opvolgend advocaat van klager gestuurd.

4.13    Voor zover klager er in dit klachtonderdeel ook over klaagt dat de door verweerster opgegeven uren niet overeenkomen met de daadwerkelijk door haar gewerkte uren geldt dat klager dit verwijt op geen enkele wijze heeft onderbouwd.

4.14    De conclusie uit het voorgaande is dat klachtonderdeel c) eveneens kennelijk ongegrond is.

Klachtonderdeel d

4.15    Bij repliek heeft klager zijn klacht uitgebreid met de klacht dat verweerster de stafmedewerker van de deken heeft aangeschreven met geachte collega, waarmee zij volgens klager een poging heeft gedaan tot manipulatie. Ook dit klachtonderdeel id kennelijk ongegrond;  de stafmedewerker is immers net als verweerster advocaat en binnen de advocatuur is dit een gebruikelijke wijze van aanschrijven.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 april 2021.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 19 april 2021