Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-05-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2021:75
Zaaknummer
19-206
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat wederpartij over overleggen medische gegevens van klaagster in een familiezaak. De raad heeft de handelwijze van verweerster gelegd naast de meetlat van de uitspraak van het Hof van Discipline van 21 augustus 2020 (ECLI:NL:TAHVD: 2020:142). In die uitspraak is overwogen dat het overleggen van medische gegevens in een procedure gerechtvaardigd kan zijn voor zover in de gegeven omstandigheden een reëel belang bij adequate rechtsbijstand daartoe noopt. Daarbij dient dat belang te worden afgewogen tegen het belang van de betrokkene niet nodeloos te worden geschaad door het overleggen van diens medische gegevens. Bij de beantwoording van de vraag of die noodzaak of relevantie bestaat heeft de advocaat een eigen verantwoordelijkheid en dient hij een eigen afweging te maken, mede rekening houdend met de belangen van klager om niet nodeloos te worden geschaad door overlegging van die medische gegevens. Deze afweging kan achteraf door de tuchtrechter worden getoetst. Indien en voor zover het in het geding brengen van medische gegevens noodzakelijk en dus toelaatbaar is, behoeft daarvoor geen voorafgaand overleg te worden gevoerd met de wederpartij of de deken en is evenmin toestemming noodzakelijk van degene wiens medische gegevens het betreft. De raad is van oordeel dat verweerster met het overleggen van de medische gegevens en in het verlengde daarvan met het in het processtuk opnemen van stellingen over de medische situatie van klaagster binnen haar eigen verantwoordelijkheid en bevoegdheid is gebleven en een afweging heeft gemaakt op de wijze zoals door het hof is aangegeven. Voorts mocht verweerster in beginsel afgaan op de mededeling van haar cliënt over de wijze waarop hij stukken had verkregen (aanwezig in de echtelijke woning).
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 3 mei 2021
in de zaak 19-206/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 5 mei 2018 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 29 maart 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K18/70 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 8 maart 2021. Daarbij waren klaagster en verweerster, bijgestaan door haar kantoorgenoot, mr. F. Huijbers, aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 De klacht betreft het optreden van verweerster als advocaat van de ex-echtgenoot van klaagster in de echtscheidingsprocedure van klaagster. Op 26 februari 2018 is namens klaagster een echtscheidingsverzoek ingediend waarbij tevens voorlopige voorzieningen zijn gevraagd inhoudende dat klaagster de echtelijke woning krijgt toegewezen en dat de kinderen aan haar worden toevertrouwd.
2.3 Op 26 maart 2018 heeft verweerster namens haar cliënt een verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek, ingediend. Daarin is de rechtbank verzocht primair de verzoeken van de vrouw af te wijzen en subsidiair te bepalen dat de zorg voor de kinderen bij helfte wordt gedeeld. Meer in het bijzonder is in het verweerschrift het volgende opgenomen:
“De vrouw heeft onvermeld gelaten dat zij kampt met veel gezondheidsproblemen. De afgelopen jaren heeft de vrouw veel zorg ontvangen voor veel vage klachten. Er is sprake van buikklachten, depressie, een paniekstoornis, hoofdpijnen, het bewustzijn verliezen, tintelingen in haar been, hyperventileren. Zij is hiervoor in behandeling (geweest) bij de huisarts, het Academisch Ziekenhuis ……,…..kliniek in ….., ……..klinikum …. In de afgelopen jaren is er zeer vaak een ambulance voor de vrouw moeten komen. Ook gebruikt zij zeer veel medicijnen. Bijgaand treft u enkele stukken aan waaruit de medische situatie van de vrouw blijkt (prod….). Wat er precies met de vrouw aan de hand is, is nog altijd niet duidelijk. Ze is een paar keer geopereerd, maar er zijn ook vermoedens dat deze klachten psychisch zijn. Zij is hiervoor ook opgenomen geweest. Feit is dat de vrouw bekend is met veel problemen en dat dit van invloed is op haar dagelijkse functioneren.”
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door in een echtscheidingsprocedure de gezondheidsproblematiek van klaagster te benoemen en zonder toestemming van klaagster privacygevoelige medische stukken over te leggen.
3.2 Klaagster heeft de klacht als volgt toegelicht.
3.3 De medische stukken heeft verweerster op oneigenlijke wijze verkregen. Enkele stukken lagen in de echtelijke woning, maar de cliënt van verweerster heeft zonder toestemming van klaagster bij de apotheek medische stukken opgevraagd. De medische situatie van klaagster was al meer dan een jaar stabiel en derhalve waren de stukken niet relevant voor de procedure. Verweerster heeft niet geverifieerd of de medische informatie actueel was en evenmin onderzocht hoe haar cliënt in het bezit van de stukken was gekomen.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
4.2 Verweerster ontkent tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld. Het is nooit de bedoeling van verweerster geweest om klaagster te beledigen of te grieven.
4.3 De cliënt van verweerster was van mening dat het essentieel was om de medische situatie van klaagster naar voren te brengen. Ook verweerster achtte het in het belang van haar cliënt dat de rechtbank kennis zou nemen van de medische gezondheid van klaagster, zodat er op grond van de juiste informatie over de verblijfplaats van de kinderen een beslissing kon worden genomen. Het was eveneens in het belang van de cliënt van verweerster om de stellingen over de precaire gezondheid van klaagster met stukken te onderbouwen. De stukken waren niet recent, maar de cliënt van verweerster gaf aan dat de medische situatie nog altijd even ernstig was. Verweerster had van haar cliënt begrepen dat de stukken door hem uit de echtelijke woning waren meegenomen, waar hij op dat moment nog samen met klaagster woonachtig was. Verweerster had geen reden om aan de informatie van haar cliënte te twijfelen.
5 BEOORDELING
5.1 Het betreft hier een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen en de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. Voorts behoeft de advocaat in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
5.2 De raad heeft de handelwijze van verweerster gelegd naast de meetlat van de uitspraak van het Hof van Discipline van 21 augustus 2020 (ECLI:NL:TAHVD: 2020:142) met een verwijzing naar ECLI:NL:TAHVD:2018:101. In die uitspraak is overwogen dat het overleggen van medische gegevens in een procedure gerechtvaardigd kan zijn voor zover in de gegeven omstandigheden een reëel belang bij adequate rechtsbijstand daartoe noopt. Daarbij dient dat belang te worden afgewogen tegen het belang van de betrokkene niet nodeloos te worden geschaad door het overleggen van diens medische gegevens. Bij de beantwoording van de vraag of die noodzaak of relevantie bestaat heeft de advocaat een eigen verantwoordelijkheid en dient hij een eigen afweging te maken, mede rekening houdend met de belangen van klager om niet nodeloos te worden geschaad door overlegging van die medische gegevens. Deze afweging kan achteraf door de tuchtrechter worden getoetst. Indien en voor zover het in het geding brengen van medische gegevens noodzakelijk en dus toelaatbaar is, behoeft daarvoor geen voorafgaand overleg te worden gevoerd met de wederpartij of de deken en is evenmin toestemming noodzakelijk van degene wiens medische gegevens het betreft.
5.3 De raad is van oordeel dat verweerster met het overleggen van de medische gegevens en in het verlengde daarvan met het in het processtuk opnemen van stellingen over de medische situatie van klaagster binnen haar eigen verantwoordelijkheid en bevoegdheid is gebleven en een afweging heeft gemaakt op de wijze zoals door het hof is aangegeven. Omdat haar cliënt haar had verteld dat de daarin beschreven medische problemen nog altijd bestonden heeft verweerster kunnen menen dat het overleggen van de medische gegevens van een jaar oud voor een adequate procesvoering noodzakelijk waren. Daarbij heeft verweerster wel degelijk een afweging gemaakt tussen wat zij in het belang van haar cliënt noodzakelijk oordeelde en welke vervelende gevolgen overlegging van de stukken voor klaagster zouden kunnen hebben. Immers ter zitting is onweersproken door verweerster gesteld dat zij het beeldmateriaal van de medische problemen van klaagster dat zij van haar cliënt had ontvangen na bedoelde afweging niet heeft overgelegd.
5.4 Door klaagster is ook nog aangevoerd dat verweerster onvoldoende heeft geverifieerd hoe haar cliënt aan de stukken was gekomen. Daarbij verliest klaagster uit het oog dat verweerster in beginsel mocht afgaan op de mededeling van haar cliënt over de wijze waarop hij stukken had verkregen (aanwezig in de echtelijke woning), hetgeen op zich ook niet ongeloofwaardig was nu partijen nog onder een zelfde dak woonden. Ook door klaagster zijn geen argumenten aangevoerd waarom verweerster in dit geval niet op die mededeling heeft mogen afgaan.
5.5 De raad verklaart de klacht derhalve ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond;
Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. P.J.F.M. de Kerf, M.W. Veldhuijsen, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 3 mei 202