Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-05-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2021:74

Zaaknummer

20-213

Inhoudsindicatie

Verzetbeslissing. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 3 mei 2021

in de zaak 20-213/AL/MN

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 26 mei 2020 op de klacht van:

 

klaagster

over

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 20 juni 2019 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 23 maart 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 965798 van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 26 mei 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 26 mei 2020 verzonden aan partijen.

1.4    Op 24 juni 2020 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift met bijlagen op genoemde datum per e-mail ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 8 maart 2021. Daarbij waren klaagster en verweerster aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift met bijlagen. 

 

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

2.2    De voorzitter heeft in de voorzittersbeslissing overwogen dat er regelmatig overleg is geweest maar dit is een onjuist uitgangspunt (verzetgrond 1.). Verweerster heeft een beroepsfout gemaakt door in hoger beroep te gaan en als dat niet was gebeurd had klaagster geen kosten behoeven te maken (verzetgrond 2.).

2.3    Tegen de overige vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.

 

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij of zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3    Ten aanzien van verzetgrond 1. overweegt de raad dat door verweerster gemotiveerd is weersproken dat er tussen de advocaten geen contact is geweest. En ook klaagster zelf heeft ter zitting erkend dat er contact is geweest, zij het aldus klaagster over de vakantieregeling, maar ook dat is contact over de zaak. Dat daarvan geen sprake is geweest is derhalve niet komen vast te staan. Ten aanzien van verzetgrond 2. overweegt de raad dat het feit dat de wederpartij op de zitting te horen kreeg dat hij in een bepaald verzoek niet-ontvankelijk zou worden verklaard niet tot de onvermijdelijke conclusie leidt dat verweerster een beroepsfout heeft gemaakt als gevolg waarvan klaagster nodeloos kosten heeft gemaakt. Het Gerechtshof had ook anders kunnen oordelen nog daargelaten dat ook klaagster zelf ervoor had kunnen kiezen de zorgregeling aan het oordeel van het Gerechtshof te onderwerpen. Het was immers te voorzien dat de wederpartij het er niet bij zou laten zitten en bij een andere keuze had mogelijk een nieuwe procedure in eerste aanleg vermeden kunnen worden.

4.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. P.J.F.M. de Kerf, M.W. Veldhuijsen, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2021.

 

Griffier                                                                                 Voorzitter

 

Verzonden d.d. 3 mei 2021