Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-04-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2021:74
Zaaknummer
20-1012/DB/OB
Inhoudsindicatie
Letselschadezaak. Niet gebleken dat advocaat toezeggingen heeft gedaan dan wel verwachtingen heeft gewekt dat hij een procedure tegen ziekenhuis X aanhangig zou maken dan wel aanhangig had gemaakt. Advocaat heeft ten onrechte nagelaten schriftelijk vast te leggen dat er geen procedure tegen ziekenhuis X zou worden gestart. Misverstand hierover valt hem tuchtrechtelijk aan te rekenen.
Inhoudsindicatie
Klacht (gedeeltelijk) gegrond, waarschuwing, kostenveroordeling
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
Van 26 april 2021
in de zaak 20-1012/DB/OB
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 3 maart 2020 heeft de gemachtigde van klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 21 december 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 48/20/029K van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 8 maart 2021. Daarbij was verweerder aanwezig. De gemachtigde van klaagster heeft de raad op 3 maart 2021 bericht dat klaagster en hij niet ter zitting zouden verschijnen. De gemachtigde van klaagster heeft voorts op 5 maart 2021 de inbreng van klaagster middels een schriftelijke notitie aan de raad toegezonden. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7. Ook heeft de raad kennisgenomen van de email van 5 maart 2021 van de gemachtigde van klaagster, met bijlage.
2 FEITEN
2.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een letselschadezaak. Verweerder heeft op 14 april 2013 ziekenhuis X aansprakelijk gesteld vanwege inadequaat handelen bij het zoeken naar de oorzaak en behandeling van de onvruchtbaarheid van klaagster.
2.2 De verzekeraar van X heeft bij brief van 12 augustus 2013 aan verweerder de aansprakelijkstelling afgewezen.
2.3 In de periode augustus – oktober 2019 heeft correspondentie tussen de advocaat van klaagster en verweerder plaatsgevonden. Verweerder schreef per e-mail van 14 oktober 2019 onder meer het volgende : “ (…..) In overleg met cliënte is destijds afgesproken verder het dossier inzake het (…..) ziekenhuis te laten voor wat het was (…..)”.
2.4 Verweerder heeft geen procedure tegen ziekenhuis X aanhangig gemaakt.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende:
a) Verweerder heeft, in tegenstelling tot de door hem gewekte indruk, geen procedure gestart tegen het ziekenhuis en de verjaring niet gestuit, waardoor de vordering nu is verjaard;
b) Verweerder heeft klaagster niet of onvoldoende op de hoogte gebracht en gehouden van belangrijke informatie, zoals de voortgang van de procedure en belangrijke beslissingen daaromtrent.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Ad onderdeel a)
5.1 Het eerste onderdeel van de klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening. De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient door de advocaat erop gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen procestukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen.
5.2 Klaagster verwijt verweerder dat hij ondanks gewekte verwachtingen geen procedure tegen ziekenhuis X aanhangig heeft gemaakt en de verjaring van de vordering niet heeft gestuit. Verweerder heeft onderbouwd aangevoerd dat het instellen van een vordering tegen ziekenhuis X gelet op latere medische ontwikkelingen, waaronder de onderzoeksresultaten in ziekenhuis Y, niet langer zinvol was en dat daarom van een procedure tegen ziekenhuis X is afgezien. Klaagster heeft onvoldoende onderbouwd op grond waarvan verweerder niet in redelijkheid kon menen dat een procedure tegen ziekenhuis X onvoldoende kansrijk was. De onderzoeksresultaten uit het ziekenhuis in Peru, waarop klaagster zich beroept, zijn immers later weersproken door ziekenhuis Y.
5.3 Klaagster heeft voorts naar voren gebracht dat zij herhaaldelijk naar de stand van zaken bij verweerder heeft geïnformeerd en dat verweerder haar dan voorhield dat hij bezig was met (de voorbereiding van) de procedure. Verweerder heeft dit gemotiveerd betwist. Klaagster heeft van haar stelling geen enkel bewijsstuk aan de raad overgelegd. In aanmerking nemende het voorgaande, hetgeen overwogen onder 5.2 hiervoor en de gemotiveerde betwisting van verweerder kan de raad niet vaststellen dat verweerder toezeggingen heeft gedaan dan wel verwachtingen heeft gewekt dat hij de procedure tegen ziekenhuis X aanhangig zou maken dan wel aanhangig had gemaakt.
5.4 Gelet op het bovenstaande is onderdeel a) ongegrond.
Ad onderdeel b)
5.5 Het tweede onderdeel van de klacht heeft betrekking op de communicatie van verweerder over de voortgang van de zaak van klaagster. Op grond van de aan de raad overgelegde stukken kan de raad niet vaststellen dat verweerder klaagster duidelijk heeft gemaakt dat zijn conclusie op grond van de medische onderzoeksresultaten was dat hij geen procedure tegen ziekenhuis X aanhangig zou maken. Verweerder heeft immers ter zitting van de raad verklaard dat hij tijdens de gesprekken van 8 juni en 7 juli 2015 met klaagster ongetwijfeld heeft gesproken over de procedure tegen ziekenhuis X, maar hij kon dit niet met zekerheid stellen, terwijl klaagster het voorgaande gemotiveerd heeft betwist. In zijn hoedanigheid van advocaat had van verweerder mogen worden verwacht dat hij, om misverstanden te voorkomen, belangrijke informatie of afspraken, zoals het al dan niet aanhangig maken van een procedure, schriftelijk had vastgelegd. Nu verweerder heeft nagelaten schriftelijk vast te leggen dat er geen procedure tegen ziekenhuis X zou worden gestart, komt het misverstand hierover voor zijn rekening, wat hem tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. Het had voorts op de weg van verweerder gelegen om klaagster te wijzen op de verjaringstermijn en voorzover klaagster toch een procedure aanhangig wenste te maken haar naar een andere advocaat te verwijzen.
5.6 De raad zal op grond van het bovenstaande klachtonderdeel b) gegrond verklaren.
6 MAATREGEL
6.1 Omdat de klacht gedeeltelijk gerond wordt verklaard acht de raad de maatregel waarschuwing passend en geboden.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht [gedeeltelijk] gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a) en b) genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel b) gegrond;
- verklaart klachtonderdeel a) ongegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
Aldus beslist door mr. S.H.L. Baggel, voorzitter en mrs. A. Groenewoud en L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 april 2021.
Griffier Voorzitter