Rechtspraak
Uitspraakdatum
12-04-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2021:77
Zaaknummer
21-172/A/A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat kennelijk ongegrond. Dat verweerder tekort is geschoten in zijn (beperkte dienstverlening aan klager is door klager onvoldoende gesteld en onderbouwd.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 12 april 2021
in de zaak 21-172/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 18 februari 2021 met kenmerk 2020-1235047/EJH/AvO, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager heeft zich in april 2017 tot verweerders kantoor gewend voor rechtsbijstand in verband met het aansprakelijk stellen van een gemeente. Klagers zaak is aanvankelijk in behandeling genomen door mr. H, en vervolgens door mr. B, beiden kantoorgenoten van verweerder.
1.2 Op 4 juni 2018 heeft mr. B klagers zaak inhoudelijk besproken op kantoor, waarbij zij negatief heeft geadviseerd over het aansprakelijk stellen van de gemeente. Zij heeft dit bevestigd bij brief van 4 juni 2018.
1.3 Op 28 juni 2018 heeft klager aanvullende stukken verstrekt, waarna mr. B bij brief van 11 september 2018 heeft laten weten dat ook uit deze stukken onvoldoende blijkt dat klagers medische problemen het gevolg zijn van het handelen van de gemeente.
1.4 Bij brief van 12 mei 2020 heeft mr. B negatief geadviseerd over het aansprakelijk stellen van verbalisant J. Mr. B schrijft dat zij gezien deze uitkomst geen procedure zal starten, dat haar rechtsbijstand tot een einde is gekomen en dat zij zal overgaan tot sluiting van het dossier. Verder schrijft zij:
“(…) Tot slot merk ik op dat u nog een brief heeft geschreven aan [verweerder]. (…) Voor de volledigheid merk ik nogmaals op dat [verweerder] niet uw advocaat is, maar dat ik dat ben. (…)”
1.5 Uit de brief van mr. B van 15 september 2020 volgt dat zij klager heeft verwezen naar een advocaat gespecialiseerd in sociale zekerheidsrecht.
1.6 Aan klager zijn tussen 28 april 2017 en 5 december 2018 vijf facturen gezonden met een totaalbedrag van € 2.885,85 (inclusief BTW). De facturen zijn door klager voldaan.
1.7 Op 24 augustus 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij wel heeft gedeclareerd, maar dat hij geen werkzaamheden heeft verricht. Klager stelt dat verweerder zijn zaak heeft aangenomen en vervolgens na een jaar zonder enige uitleg weer heeft gesloten. Klager stelt ongeveer € 6.500,- aan verweerder te hebben voldaan en dat verweerder hiervoor niets heeft gedaan.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. Verweerder stelt dat klager zich over het handelen van mr. B heeft beklaagd bij verweerder, na een herhaald negatief advies van mr. B over de aansprakelijkstelling. In dat kader heeft er in april 2019 een gesprek plaatsgevonden op kantoor. Verweerder heeft tijdens dat gesprek aangegeven nog een keer naar het dossier te zullen kijken. Vervolgens heeft er in juni 2019 nog een gesprek plaatsgevonden. Verweerder heeft in dat gesprek uitgelegd dat een succesvolle aansprakelijkheidsstelling niet in de rede lag. Daarna is klagers strafdossier nog opgevraagd om te bezien of een verbalisant wellicht aansprakelijk gesteld kon worden. Ook dit leidde tot een negatief advies van mr. B. Dit negatieve advies is door verweerder en mr. B uitgebreid met klagers kinderen besproken. Tijdens dat gesprek bleek dat de gemeente nog steeds uitkeringsgelden van klager terugvorderde. Verweerder en mr. B hebben daarop aangegeven dat daarvoor een advocaat gespecialiseerd in het sociale zekerheidsrecht noodzakelijk is. Mr. B heeft daarop een brief met een korte samenvatting gemaakt die klager aan een sociale zekerheidsrecht advocaat ter hand kon stellen. Vervolgens is overgegaan tot sluiting van het dossier.
3.2 De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter overweegt dat klagers zaak niet door verweerder, maar door kantoorgenoten mr. H en vervolgens mr. B is behandeld. Uit de overgelegde stukken blijkt dat mr. B met name (inhoudelijke) werkzaamheden heeft verricht in klagers zaak. Ook heeft zij in een brief opgemerkt dat zij klagers advocaat is en niet verweerder. Uit de overgelegde stukken blijkt vrijwel niets over werkzaamheden van verweerder voor klager. Bij gebreke van betwisting door klager, gaat de voorzitter daarom uit van de (onder 3.1 weergegeven) lezing van verweerder. Verweerder heeft klagers zaak slechts beoordeeld na het negatieve procesadvies van mr. B en het beklag daarover van klager, als een soort second opinion. Verweerder heeft zijn beoordeling vervolgens toegelicht in een gesprek met klager. Ook bij een vervolggesprek is verweerder betrokken geweest.
4.2 Dat verweerder tekort is geschoten in zijn (beperkte) dienstverlening aan klager is door klager onvoldoende gesteld en onderbouwd. Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld..
4.3 De voorzitter merkt nog op dat uit de overgelegde stukken blijkt dat aan klager in totaal een bedrag van € 2.885,85 is gefactureerd en ook door klager is betaald. Het is de voorzitter niet gebleken dat klager meer heeft betaald dan dit bedrag. Klagers stelling dat hij ongeveer € 6.500,- aan verweerder(s kantoor) heeft betaald is niet onderbouwd.
4.4 Ten overvloede merkt de voorzitter op dat hem ook niet is gebleken dat kantoorgenoten van verweerder tekort zijn geschoten in hun dienstverlening aan klager. Uit de overlegde stukken blijkt dat wel degelijk werkzaamheden voor klager zijn verricht. Door verweerders kantoorgenoot mr. B is immers driemaal uitgebreid gemotiveerd geadviseerd, waarna zij ook nog een gemotiveerde verwijzing naar een andere advocaat heeft geschreven. Dat de zaak na een jaar zonder enige uitleg is gesloten, is de voorzitter (daarom) evenmin gebleken.
4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 april 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 12 april 2021
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.