Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-04-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2021:83

Zaaknummer

20-643/A/NH

Inhoudsindicatie

Verzet is op een van de klachtonderdelen gegrond verklaard. Dat klachtonderdeel is na beoordeling ongegrond verklaard. Er bestaan onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerster de deken feitelijke informatie heeft verstrekt waarvan zij wist of behoorde te weten dat deze onjuist is.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 12 april 2021

in de zaak 20-643/A/NH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 5 oktober 2020 op de klacht van:

klaagster

gemachtigde mr. F. Schneider

over:

verweerster

gemachtigde mr. J. Mencke

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 13 maart 2020 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 21 augustus 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk td/re/20-081/1102318 van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 5 oktober 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht onderverdeeld in klachtonderdelen a) en b) en beide klachtonderdelen kennelijk ongegrond verklaard.

1.4    Op 30 oktober 2020 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 15 maart 2021. Daarbij waren klaagster, bijgestaan door mr. Schneider, en verweerder, bijgestaan door mr. J. Mencke, aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. Volgens klaagster moet in redelijkheid worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter op de beide klachtonderdelen van de klacht juist is. Verder heeft klaagster aangevoerd dat de voorzitter in haar beslissing een klachtonderdeel ten onrechte onbesproken heeft gelaten.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

Klachtonderdeel a)

4.2    Klaagster was in dit klachtonderdeel opgekomen tegen een alinea in de brief van verweerster - die de ex-echtgenoot van klaagster bijstaat in de financiële afwikkeling van de echtscheiding met klaagster - van 20 februari 2020 aan de advocaat van klaagster. In deze alinea staat: “Bij niet tijdige aanvaarding komt dit voorstel te vervallen (…) In dat geval zal de vermogensrechtelijke afwikkeling aan de rechter moeten worden voorgelegd waarbij de kans reëel is dat in dat kader derden direct benaderd zullen worden, zoals [de werkgever van klaagster], belastingdienst NL, US (i.v.m. onroerend goed waarin familie) en UK (i.v.m. Residence Test en corporate taks), [de belastingadviseur van klaagster], [het bedrijf van de huidige partner van klaagster]”. Volgens klaagster heeft de voorzitter, door te oordelen dat verweerster hiermee de grenzen van de haar toekomende vrijheid niet heeft overschreden, miskend dat zonder nader onderzoek ter zitting en bredere afweging niet aanstonds duidelijk is dat dit klachtonderdeel ongegrond is.

Klachtonderdeel b)

4.3    Klaagster was in dit klachtonderdeel opgekomen tegen een alinea in de e-mail van verweerster van 16 maart 2020 aan de advocaat van klaagster. In deze alinea staat: “Cliënt begrijpt niet dat uw cliënte zich onder druk gezet voelt Voor zover uw cliënte zorgen heeft dat haar integriteit, geloofwaardigheid en betrouwbaarheid in het gedrang komen, meent cliënt dat zij daar zelf verantwoordelijk voor is vanwege haar al jarenlange geheime relatie met haar zakelijk partner”. Volgens klaagster heeft de voorzitter, door bij haar oordeel dat deze alinea niet onnodig grievend is mede van belang te achten dat klaagster heeft erkend dat zij haar relatie met haar zakelijk partner heeft verzwegen en daarmee een vertrouwensbreuk heeft veroorzaakt, niet onderkend dat het niet tot het domein van de raad behoort om de keuze van klaagster om haar relatie niet aanstonds aan verweerders cliënt bekend te maken te waarderen. De beslissing laat zich hierdoor als een subjectief en onvoldoende objectief bepaald oordeel duiden, aldus klaagster.

4.4    Het verzet richt zich er verder tegen dat de voorzitter in de beslissing ten onrechte onbesproken heeft gelaten het klachtonderdeel dat verweerster aan de deken opzettelijk een onjuiste opgave van feiten heeft gedaan, door te vermelden dat haar cliënt vele malen om stukken heeft gevraagd, die hij niet heeft ontvangen.

4.5    De raad overweegt dat het klachtonderdeel over het onjuist informeren van de deken (hierna: klachtonderdeel c)  in de voorzittersbeslissing ten onrechte niet is behandeld  Het verzet tegen klachtonderdeel c) is dan ook gegrond. Dit betekent dat de raad klachtonderdeel c) inhoudelijk zal beoordelen

4.6    De raad oordeelt over klachtonderdeel c) als volgt. Klaagster heeft gesteld dat zij alle informatie die door de met  instemming van de cliënt van verweerster aangewezen deskundige L. is opgevraagd heeft verstrekt. Ook was er met de cliënt van verweerster overeenstemming dat deze informatie onder een non-disclosure agreement (hierna: NDA) valt. Zowel de accountant als de fiscalist van de cliënt van verweerster hebben het NDA ondertekend en inzage gekregen in de informatie. De advocaten van beide partijen hebben deze informatie uiteraard niet gekregen. Klaagster heeft verder vermeld dat de cliënt van verweerster geen vragen heeft gesteld (behoudens in een recente inhoudelijke reactie op het laatste voorstel van de advocaat van klaagster, waarop voor 30 april 2020 gereageerd dient te worden). Van weigering door haar om informatie te verstrekken is dus geen sprake, aldus klaagster. Verweerster heeft hiertegen in gebracht dat haar cliënt van mening is dat klaagster niet alle relevante stukken heeft verstrekt en dat het standpunt van L. niet bindend is. Ter zitting heeft verweerster vermeld dat haar cliënt in reacties op de concept-rapportages van L. heeft aangegeven welke informatie hij miste. Klaagster heeft dit niet weersproken. De raad ziet onder de gegeven omstandigheden onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerster, door de deken mede te delen dat haar cliënt vele malen om stukken heeft gevraagd die hij niet heeft ontvangen, tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De raad zal daarom klachtonderdeel c) ongegrond verklaren.

4.7    De raad overweegt ten aanzien van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter op de klachtonderdelen a) en b) het volgende. De voorzitter heeft bij haar oordeel terecht als maatstaf genomen dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met de cliënt goeddunkt en dat deze vrijheid niet absoluut is maar kan worden beperkt doordat  a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. De advocaat hoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.8    Klaagster heeft ter zitting verwezen naar de uitspraak van het hof van discipline van 5 februari 2021, ECLI:NL:TAHVD:2021:32. In die uitspraak heeft het hof de hiervoor vermelde maatstaf aangehaald en vervolgens overwogen dat in familiekwesties op deze maatstaf nog een aanvulling geldt, namelijk dat de advocaat in familiekwesties in het algemeen moet waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedure een rol kunnen spelen, met name de belangen van kinderen, aldus het hof in die uitspraak.

4.9    De raad ziet in deze aanvulling op de maatstaf geen aanleiding voor het oordeel dat in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. De door klaagster verweten mededelingen van verweerster en de context waarbinnen deze zijn gedaan, zijn ook niet vergelijkbaar met die in de zaak bij het hof. In die zaak ging het om een advocaat die de ex-echtgenote van de klager bijstond in (onder meer) procedures over de verzochte ondertoezichtstelling van de kinderen en vervangende toestemming voor de inschrijving van een kind op een specifieke school en die in processtukken had vermeld dat “sprake is van jarenlange emotionele en fysieke mishandeling door klager en dat de bestaande situatie voor 100% de schuld van klager is”, zonder dat de juistheid van deze beschuldigingen was vastgesteld.

4.10    Klaagster heeft voorts verwezen naar de uitspraak van de raad van 19 december 2011, ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA224, over een klacht tegen een advocaat die een verhuurder bijstond in een huurgeschil. In die uitspraak ziet de raad evenmin aanleiding voor het oordeel dat in redelijkheid moet worden betwijfeld of de uitspraak van de voorzitter juist is. In de zaak in die uitspraak had de advocaat onderwerpen aangesneden die voor de te behandelen huurzaak niet van belang waren door op te merken: “Overigens vraagt cliënt zich af of de uitkeringen die u geniet terecht zijn gezien uw buitenlands verblijf en uw bezittingen in het buitenland” en “Hij zal naast het bovenvermelde, getuigenverklaringen overleggen waaruit waarnemingen blijken van uw onoorbare handelingen”. Verweerster heeft niet zoals de advocaat in die zaak gedreigd met het informeren van instanties over onoorbare handelingen over andere onderwerpen.

4.11    Klaagster heeft ook naar deze uitspraak van 19 december 2011 verwezen, daar waar staat: “Verweerster heeft ter zitting niet duidelijk kunnen maken waarom zij deze mededelingen in deze brief doet” als ondersteuning van haar standpunt dat de voorzitter haar klacht ten onrechte zonder zitting heeft afgedaan. De raad volgt dit standpunt niet. De context van de door klager verweten mededelingen van verweerster vergden, anders dan de bedoelde mededelingen in de zaak in die uitspraak, geen nadere uitleg.

4.12    De raad ziet ook verder in hetgeen in verzet is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter om de klachtonderdelen a) en b) kennelijk ongegrond te verklaren juist is. Omdat het verzet geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht.

4.13    De raad zal daarom het verzet tegen de klachtonderdelen a) en b) ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline:  

-    verklaart het verzet tegen klachtonderdelen a) en b) ongegrond;

-    verklaart het verzet tegen klachtonderdeel c) gegrond;

-    verklaart klachtonderdeel c) ongegrond.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, voorzitter, mrs. A. de Groot en E.M.J. van Nieuwenhuizen, leden, bijgestaan door mr. I. R. van der Veen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 april 2021.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 12 april 2021

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.