Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-04-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2021:76
Zaaknummer
20-912/DB/LI
Inhoudsindicatie
Voorzitter heeft terecht overwogen dat uit de uitspraak van het Hof van Discipline in een eerdere klachtzaak tussen partijen niet valt af te leiden dat verweerder niet voor de broer van klager mag optreden.
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 26 april 2021
in de zaak 20-912/DB/LI
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline van 21 december 2020 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 14 september 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 26 november 2020 met kenmerk K20-123, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 21 december 2020 heeft de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
1.4 Per email van 21 december 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 8 maart 2021 in aanwezigheid van klager en verweerder.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 21 december 2020.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
a) Het is een verlenging van de eerste zaak (Hof van Discipline 10 mei 2019) en klager kan zich niet voorstellen dat de raad en het hof de bedoeling hadden en hebben om in deze zaak en de verlenging ervan anders te beslissen dan de eerste maal. De maatstaf moet dezelfde zijn als de maatstaf van het hof in voormelde uitspraak.
b) De zaak waarin verweerder nu als advocaat van zijn broer optreedt is een en dezelfde zaak als de zaak waarover het hof uitspraak heeft gedaan op 10 mei 2019; ze hebben beiden betrekking op de eigendommen van moeder en spelen tussen dezelfde partijen. Het hof kon de datum van overlijden in haar uitspraak niet voorzien of anticiperen op het vervolg daarvan.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.2 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.H.L. Baggel, voorzitter, mrs. A. Groenewoud en L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2021.
Griffier Voorzitter