Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-03-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2021:73

Zaaknummer

20-090/A/A

Zaaknummer

20-091/A/A

Inhoudsindicatie

Ongegrond verzet.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 29 maart 2021 in de zaken 20-090/A/A en 20-091/A/A naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 23 maart 2020 op de klacht van:

 

klagers

 

over:

 

verweersters

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 18 juli 2020 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweersters.

1.2    Op 6 februari 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 981853 en 981859 van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 23 maart 2020 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 23 maart 2020 verzonden aan partijen.

1.4    Op 20 april 2020 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen. De behandeling van het verzet is vervolgens gepland op 15 september 2020.

1.5    Bij op 2 september 2020 ter griffie van de raad ingekomen verzoekschrift hebben klagers de wraking verzocht van twee leden van de raad die de verzetzaken op 15 september 2020 zou behandelen: de voorzitter, mr. Kraak, en een lid-advocaat mr. Lonterman. Bij beslissing van 14 september 2020 heeft de wrakingskamer het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond verklaard.

1.6    Op 14 september 2020 hebben klagers naar de griffie van de raad ge-e-maild dat zij niet naar de zitting op 15 september 2020 konden komen in verband met corona gerelateerde klachten en een geplande coronatest. De zitting is toen aangehouden en opnieuw gepland op maandagochtend 11 januari 2021 11:40 uur met dezelfde zittingscombinatie als op 15 september 2020.

1.7    Per tevens per e-mail gestuurde faxbrief van zondagavond 10 januari 2021 hebben klagers de griffie van de raad meegedeeld dat zij niet naar de zitting van 11 januari 2021 konden komen in verband met corona gerelateerde klachten en een coronatest die zij die middag hadden ondergaan en de raad verzocht een nieuwe datum voor de behandeling van de verzetzaken in te plannen.

1.8    De griffie van de raad heeft klagers hierop bij e-mail van maandagochtend 11 januari 2021 namens de griffier van de raad geschreven dat de zitting doorgang zal vinden en dat klagers telefonisch of via een videoverbinding bij de zitting aanwezig kunnen zijn. Hierop hebben klagers op eveneens 11 januari 2021 de wraking verzocht van mr. Kraak. Bij beslissing van 1 februari 2021 heeft de wrakingskamer het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond verklaard en bepaald dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen.

1.9    Bij e-mail van 12 februari 2021 heeft de griffier van de raad partijen meegedeeld dat de raad heeft besloten dat de verzetzaken zullen worden behandeld per videoverbinding op 16 maart 2021 om 14:00 uur. Dit naar aanleiding van het bericht van klagers dat zij vanwege het coronavirus tot 1 juli 2021 verhinderd zijn en het mede de taak van de raad is om erop toe te zien dat tuchtprocedures binnen redelijke tijd zijn afgewikkeld. Partijen zijn er nadien van op de hoogte gesteld dat het tijdstip is gewijzigd van 14:00 uur naar 15:30 uur.

1.10    De griffier van de raad heeft partijen op 15 maart 2021 een uitnodiging gestuurd via het programma Microsoft Teams voor de zitting op 16 maart 2021 om 15:30 uur. Klager 2 en verweersters hebben de uitnodiging geaccepteerd. De zitting heeft op 16 maart 2021 op het vastgestelde tijdstip van 15.30 uur plaatsgevonden. Verweersters hebben wel en klagers hebben niet ingebeld. De griffier van de raad heeft klagers geprobeerd telefonisch te bereiken toen zij niet inbelden, maar dat is niet gelukt.

1.11    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

 

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

2.2    De voorzitter heeft de overtreding door verweersters van gedragsregel 8 ten onrechte niet, althans onvoldoende bij de beoordeling van klachtonderdeel a) betrokken. Klagers weten niet beter dan dat hun advocaat herhaaldelijk heeft aangegeven dat er geen sprake is geweest van hoor en wederhoor. Verweersters kunnen daarom niet zomaar aannemen dat hun cliënte de waarheid spreekt en zich daarachter verschuilen. De e-mail waarop verweersters zich beroepen maakt overigens geen deel uit van het procesdossier van de rechtbank.

2.3    Anders dan de voorzitter heeft overwogen, had de cliënte van verweersters geen belang bij/recht op een tussenkomst op voorhand in de wrakingsprocedure. Verweersters hadden immers geen behoefte aan een proces-verbaal van de zitting, hetgeen de aanleiding van de wraking was.

2.4    De voorzitter is er ten onrechte aan voorbij gegaan dat volgens het wrakings- en verschoningsprotocol van de rechtbank betrokkenen bij de wraking op de zitting van de wrakingskamer in de gelegenheid zullen worden gesteld te worden gehoord en dus niet vooraf door middel van een brief aan de wrakingskamer, zoals verweersters hebben gedaan.

2.5    Het inhoudelijk belang van de cliënte van verweersters is aan de orde in de hoofdzaak en niet in de wrakingsprocedure. Zij had dan ook geen eigen belang bij de wrakingsprocedure.

2.6    Doordat verweersters de brief van 16 juli 2019 hebben geschreven, hebben zij de mogelijkheid laten ontstaan dat de behandelend rechter in de hoofdzaak daarvan kennis zou kunnen nemen.

2.7    De voorzitter had moeten motiveren waarom van napleiten geen sprake is.

2.8    De voorzitter is er ten onrechte aan voorbij gegaan dat verweersters, anders dan klagers, kennelijk eerst door de rechtbank zijn uitgenodigd voor een eerdere zitting van de wrakingskamer. Verweersters hadden de advocaat van klagers hiervan op de hoogte moeten brengen.

2.9    Dat door de wraking de hoofdzaak vertraging zou kunnen oplopen is geen rechtmatig belang van de cliënte van verweersters bij de wrakingsprocedure.

2.10    De griffier van de rechtbank heeft verweersters nadrukkelijk alleen gevraagd om verhinderdata en niet om een inhoudelijke reactie op het wrakingsverzoek.

2.11    Op de comparitiezitting is wel degelijk een vonnisdatum genoemd.

2.12    Klagers hebben nadrukkelijk voorbehouden nader bewijs in te dienen met betrekking tot het samenspannen van verweersters met de rechtbank dan wel de gewraakte rechter. De voorzitter is hier ten onrechte aan voorbij gegaan.

2.13    Tegen de door de voorzitter vastgestelde feiten en de door de voorzitter gegeven klachtomschrijving hebben klagers ook bezwaren geuit, waarop hierna in 4.2 en 4.3 zal worden ingegaan.

 

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter en hetgeen hierna in 4.2 en 4.3 is overwogen.

 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    Klagers hebben allereerst aangevoerd dat de door de voorzitter vastgestelde feiten onvolledig zijn. De raad overweegt dat niet alle door partijen naar voren gebrachte feiten volledig behoeven te worden vastgesteld. Het gaat om een zakelijke weergave van de voor de beslissing meest relevante feiten. Die heeft de voorzitter vastgesteld. In het bijzonder behoefde de voorzitter niet al die feiten op te nemen die klagers voor hen gunstig en relevant achten. Dat de door de voorzitter vastgestelde feiten onjuist zijn, is niet gebleken. Voorts geldt dat ook als de voorzitter alle door klagers in hun verzetschrift gestelde feiten bij haar beslissing had betrokken, dit niet tot een andere uitkomst had geleid.

4.3    Ten aanzien van de klachtomschrijving door de voorzitter hebben klagers aangevoerd dat de voorzitter heeft volstaan met een veel te summiere en gekleurde samenvatting van de klacht en dat zij ten onrechte het in de e-mail aan de raad van 10 februari 2020 genoemde aanvullende klachtonderdeel (schending van gedragsregel 29) niet heeft beoordeeld. De raad overweegt dat de voorzitter de klacht samengevat heeft weergegeven, zoals ook gebruikelijk is. Wat betreft het aanvullende klachtonderdeel geldt dat, voor zover klagers in hun e-mail aan de raad van 10 februari 2020 inderdaad hun klacht hebben willen uitbreiden, dit niet mogelijk is nu klachten moeten worden ingediend bij de deken, die de klacht eerst dient te onderzoeken. Hoewel het beter was geweest als de voorzitter dit in haar beslissing had vermeld, is een en ander onvoldoende om het verzet gegrond te verklaren.

4.4    De raad is van oordeel dat ook de overige door klagers aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.5    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. C. Kraak, voorzitter, mrs. K. Straathof en R. Lonterman, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 29 maart 2021.