Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-03-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2021:71

Zaaknummer

21-150/A/A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat die handelt in privé-hoedanigheid is kennelijk niet-ontvankelijk

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam van 29 maart 2021 in de zaak zaak 21-150/A/A naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

over:

 

verweerder

 

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 11 februari 2021 met kenmerk 2020-1276887/EJH/AvO, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager is geen (voormalig) cliënt of (voormalig) wederpartij van verweerder. Hij kent de naam van verweerder uit de media.

1.2    Klager keurt het af dat verweerder bepaalde cliënten verdedigt, althans keurt gedrag van die cliënten af. Op Twitter heeft hij geplaatst dat [voornaam en achternaam van verweerder] wel eens wat smerige geheimen zou kunnen hebben en: “toch eens kijken of zijn telefoon en computer gehackt kunnen worden :)”. Verweerder heeft dit gerapporteerd aan Twitter.

1.3    Twitter heeft daarop het account van klager geschorst vanwege het overtreden van Twitter-regels, in het bijzonder die van: “Violating our rules against threatening to hack or expose another person’s personal information.”

1.4    Bij e-mail van 12 oktober 2020 heeft klager verweerder gevraagd of verweerder bij Twitter had gerapporteerd over een tweet van klager. Hij heeft verweerder daarbij verzocht om - indien dit het geval was - bij Twitter kenbaar te maken dat het rapport per abuis was ingediend en dat dus ook het account van klager per abuis was geschorst. Klager heeft verder vermeld dat zijn tweet een grap was en niet moest worden gezien als een serieus dreigement.

1.5    Bij e-mail van 7 november 2020, verzonden vanaf zijn kantooradres, heeft verweerder aan klager het volgende bericht: “Uw mails blijven ongelezen en zullen behalve deze reactie onbeantwoord blijven. Ze worden ook niet op prijs gesteld en mocht u ermee doorgaan dan wordt overwogen aangifte te doen wegens stalking.”

1.6    Op 7 november 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder heeft klager ten onrechte publiekelijk beschuldigd van het overtreden van Twitter-regels en zelfs van het plegen van een misdrijf en heeft hiermee de kernwaarde integriteit geschonden.

b)    Verweerder streeft ten onrechte niet naar een minnelijke oplossing en overtreedt hiermee gedragsregel 5.

c)    Verweerder heeft gedreigd met het doen van aangifte wegens stalking jegens klager en heeft ook hiermee de kernwaarde integriteit geschonden.

d)    Verweerder heeft informatie verschaft waarvan hij weet dat die niet waar is, door te stellen dat hij de e-mails van klager niet leest, en heeft hiermee gedragsregel 8 overtreden.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING

4.1    Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat - zoals hier: in privéhoedanigheid - blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij zich in die andere hoedanigheid zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Privégedragingen van een advocaat zijn alleen dan tuchtrechtelijk van belang indien er voldoende aanknopingspunten zijn (of: verband bestaat, of: verwevenheid is) met de praktijkuitoefening om de daarvoor geldende maatstaven te laten gelden, dan wel de gedraging voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht.

De klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.2    Klager stelt zich op het standpunt dat er verwevenheid is tussen de klachtonderdelen en de praktijkuitoefening van verweerder.  Verweerder heeft met zijn rapportage aan Twitter klager beschuldigd van bedreiging met computervredebreuk om zich toegang te verschaffen tot persoonlijke informatie en met het publiek maken daarvan. Aldus heeft verweerder klager beschuldigd van strafbare feiten, terwijl hij als advocaat weet dat deze beschuldiging onterecht is. Zijn hoedanigheid van advocaat geeft zijn beschuldiging extra gewicht en reflecteert ook op de advocatuur in het algemeen, aldus klager.

4.3    De voorzitter volgt het standpunt van klager over de verwevenheid niet. Verweerder heeft jegens klager niet gehandeld in zijn hoedanigheid van advocaat, maar als privé-persoon. De omstandigheid dat klager twittert over verweerder als advocaat maakt niet dat de reactie van verweerder een reactie is in zijn hoedanigheid van advocaat. Hij heeft de tweet van klager gemeld bij Twitter, overeenkomstig de gedragsregels van Twitter. Daarbij heeft verweerder gebruik mogen maken van zijn kantooradres; gelet op de inhoud van de tweet kan van verweerder niet worden verlangd dat hij zijn privéadres aan klager bekend zou maken.

4.4    De voorzitter ziet in de door klager verweten privégedragingen ook geen grond voor het oordeel dat deze in het licht van de beroepsuitoefening van verweerder absoluut ongeoorloofd moeten worden geacht. De klachtonderdelen zijn kennelijk niet-ontvankelijk.

4.5    Ten overvloede overweegt de voorzitter het volgende. Indien klager zou worden gevolgd in zijn standpunt over de verwevenheid tussen de verweten gedragingen en de praktijkuitoefening van verweerder, dan treft het geen doel omdat de klachtonderdelen in dat geval kennelijk ongegrond zijn. Het verwijt van klager dat verweerder hem ten onrechte publiekelijk heeft beschuldigd van het plegen van strafbare feiten volgt de voorzitter niet. Verweerder heeft slechts gebruik gemaakt van de door Twitter geboden mogelijkheid om bij Twitter te rapporteren over een tweet. Dat nu, zoals door klager gesteld, voor derden zichtbaar is dat en waarom zijn account is geschorst, is niet door verweerder besloten en uitgevoerd, maar door Twitter. Reeds hierom gaat het verwijt dat verweerder geen regeling in de minne heeft nagestreefd niet op. Vaststaat dat klager en verweerder geen enkele relatie hebben tot elkaar. Het stond verweerder daarom vrij aan hem te berichten dat hij geen prijs stelt op e-mails van klager en eventueel aangifte zal doen van stalking. Dat verweerder deze reactie pas na herhaald aandringen aan klager stuurde, doet hieraan niet af. Verweerder was niet verplicht een reactie te geven op de ongevraagde e-mails van klager. Of verweerder onjuiste informatie heeft geschaft omdat hij de e-mails van klager wel heeft gelezen maar schrijft dat klagers e-mails ongelezen blijven, is tuchtrechtelijk niet van gewicht. Verweerders bedoeling is duidelijk: hij zal verder niet reageren op berichten van klager. Dat staat hem vrij.

4.6    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.

 

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, bijgestaan door mr. I.R. van der Veen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2021.