Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-03-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2021:65

Zaaknummer

20-611/A/A

Inhoudsindicatie

Ongegrond verzet.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 15 maart 2021 in de zaak 20-611/A/A naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 28 september 2020 op de klacht van:

 

klager

 

over:

 

verweerster

gemachtigde:

advocaat te Amsterdam

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 6 april 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 12 augustus 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1110561/EJH/YH van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 28 september 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.

1.4    Op 28 september 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 15 februari 2021. Daarbij waren klager en verweerster, bijgestaan door haar gemachtigde, aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de brief met bijlagen van verweerster aan de raad van 1 februari 2021.

 

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

2.2    Verweerster heeft het plan van aanpak ontvangen met betrekking tot het vertrek van de moeder van klager maar heeft daarmee niets gedaan. Hierdoor heeft klager schade geleden en heeft hij alsnog een andere advocaat in de arm moeten nemen om een procedure te starten.

2.3    Klager vraagt zich af of verweerster de geldende jurisprudentie wel heeft bestudeerd. Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat er is gesproken over het ten uitvoer leggen van het plan van aanpak.

2.4    Indien verweerster klager had verteld dat hij zelf haar kosten zou moeten betalen om de curator onder druk te zetten dan had hij daarvoor geld kunnen lenen.

2.5    Verweerster had de arts in Ghana kunnen bevragen.

2.6    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

 

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. M. Bootsma en C.C. Oberman, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 maart 2021.

 

Griffier    Voorzitter

 

Verzonden op 15 maart 2021