Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-03-2021
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2021:67
Zaaknummer
200110
Inhoudsindicatie
Klacht over de kwaliteit van de dienstverlening in een familierechtelijke zaak. Het eerste klachtonderdeel houdt in dat verweerster bij de aanvraag van de toevoeging fouten heeft gemaakt, waardoor die eerst werd geweigerd en pas na zeven maanden werd toegewezen. Verweerster heeft voldoende toegelicht dat dit het gevolg is van een verkeerde interpretatie van het diagnosedocument van het juridisch loket door de Raad voor Rechtsbijstand. Verweerster heeft vervolgens een bezwaar ingediend, dat gegrond is verklaard. Dat zij niet naar de zitting van de Raad voor Rechtsbijstand kon en klager zelf zijn zaak daar heeft moeten toelichten, heeft zij vooraf voldoende met hem besproken. Dit klachtonderdeel is dus ongegrond. De klachtonderdelen twee en vier zijn gezamenlijk behandeld en houden in dat verweerster de verkeerde werkzaamheden heeft verricht en halverwege de zaak heeft neergelegd waardoor klager nog steeds niet het gewenste resultaat heeft en een andere advocaat heeft moeten zoeken. Het hof oordeelt net als de raad dat verweerster voldoende uitleg heeft gegeven waarom zij bepaalde stappen in het dossier heeft genomen en dat zij daarna tot de conclusie kon komen dat de zaak geen redelijke kans van slagen had. Een advocaat kan niet verplicht worden een zaak te behandelen. Beide onderdelen zijn daarom ongegrond. Klachtonderdeel drie houdt in dat verweerster niet goed bereikbaar was en vaak afspraken met klager heeft afgezegd. Dit klachtonderdeel is onvoldoende onderbouwd met stukken en dus ook ongegrond verklaard. Volledige bekrachtiging van de beslissing van de raad.
Uitspraak
BESLISSING
van 29 maart 2021
in de zaak 200110
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerster
1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD
1.1 De Raad van Discipline in het ressort ['s-Hertogenbosch](verder genoemd: de raad) heeft op 23 maart 2020 een beslissing op de klacht van klager gewezen (zaaknummer: 19-751/DB/OB). De raad heeft hierin de klacht van klager volledig ongegrond verklaard.
1.2 De beslissing van de raad is gepubliceerd op www.tuchtrecht.nl onder ECLI:NL:TADRSHE:2020:26.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Klager is het oneens met de beslissing van de raad en heeft daarom beroep ingesteld tegen die beslissing. Dit beroepschrift is op 22 april 2020 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier van het hof:
- het dossier van de raad;
- het verweer van verweerster in de brief van 9 juni 2020;
- de brief van 9 juli 2020 met bijlagen van klager;
- de brief van 17 juli 2020 met bijlage van klager;
- de e-mail van 14 augustus 2020 met bijlagen van verweerster;
- de brief van 14 augustus 2020 met bijlagen van klager;
- de e-mail van 26 november 2020 met bijlage van klager.
2.3 Het hof heeft de zaak besproken met klager en verweerster op 29 januari 2021 tijdens de openbare zitting van het hof. Klager en verweerster waren allebei aanwezig. De partner van klager was ook bij de zitting aanwezig.
3 KLACHT
3.1 De raad heeft de klacht van klager al vastgesteld en uitgeschreven. Klager en verweerster zijn daarmee akkoord gegaan (zie proces-verbaal bij de raad). Het hof gaat dus uit van dezelfde klachtomschrijving.
3.2 De klacht houdt in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:
1. de toevoeging voor klager op basis van verkeerde gegevens heeft aangevraagd, wat klager zelf heeft moeten oplossen door naar de bezwaarcommissie te gaan en waardoor klager zeven maanden op de verlening van de toevoeging heeft moeten wachten,
2. geen overleg met klager heeft gepleegd over door haar te verrichten werkzaamheden en niet de werkzaamheden heeft verricht die klager van haar verlangde,
3. afspraken steeds op het laatste moment heeft afgezegd en telefonisch moeilijk bereikbaar was,
4. door haar handelwijze ervoor gezorgd heeft dat klager weer helemaal opnieuw heeft moeten beginnen om voor elkaar te krijgen dat de pleegouders van zijn vader als ouders aan de vader van klager werden gekoppeld.
3.3 Klager heeft ter toelichting op zijn klacht onder meer het volgende naar voren gebracht. Klager is naar verweerster gegaan met het probleem dat de achternaam van zijn vader niet goed was ingeschreven bij de gemeente. Ook heeft klager aan verweerster verteld dat de pleegouders van zijn vader niet aan hem waren ‘gekoppeld’, doordat beide personen niet waren vermeld op de akte van overlijden van zijn vader. Verweerster heeft hier niets mee gedaan.
4 FEITEN
4.1 In de beslissing van de raad van 23 maart 2020 staan de feiten. De raad gebruikte die als basis voor de beoordeling van de klacht. Het hof heeft ook de stukken van partijen bekeken en stelt vast dat de raad de feiten correct heeft opgeschreven. Daarom gaat het hof uit van dezelfde feiten. Het hof zet de feiten in deze beslissing nog eens op een rij.
4.2 Klager is eerst naar het Juridisch Loket gegaan met zijn probleem. Het Juridisch Loket maakte een juridische diagnose van dit probleem. Het Juridisch Loket werkte dit uit in een document (het diagnosedocument). Volgens dit diagnosedocument is het juridisch probleem van klager als volgt.
“de ambtenaar van de gemeente heeft schrijffout gemaakt bij registratie van de achternaam van klant. (…) ondanks klachten en diverse brieven naar de gemeente weigert gemeente deze kennelijke verschrijving te herstellen en daarom behoeft klant bijstand in procedure van voorkeursadvocaat (verweerster)”.
4.3 Het Juridisch Loket verwees klager door naar verweerster om hem te helpen bij zijn juridisch probleem. Dit deed zij vanaf 15 februari 2017.
4.4 Klager had zelf niet genoeg geld om verweerster te betalen. Daarom heeft verweerster voor klager gevraagd om een vergoeding van verweersters kosten (de toevoeging) bij de Raad voor Rechtsbijstand. De Raad voor Rechtsbijstand heeft dit verzoek afgewezen op 15 maart 2017. De reden daarvoor was dat het juridisch probleem van klager niet voor een toevoeging in aanmerking komt. De Raad voor Rechtsbijstand ging er namelijk vanuit dat dit juridisch probleem ‘geslachtsnaamwijziging’ was op basis van het diagnosedocument.
4.5 Verweerster heeft tegen de beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand bezwaar gemaakt. In een brief van 27 maart 2017 aan de Raad voor Rechtsbijstand heeft verweerster uitgelegd waarom klager volgens haar wel recht heeft op een toevoeging voor zijn juridisch probleem. Verweerster kon niet aanwezig zijn bij de hoorzitting van de Raad voor Rechtsbijstand. Daarom vroeg zij klager of hij zelf naar de zitting toe kon. Dat heeft hij gedaan. Klager legde op de zitting aan de Raad voor Rechtsbijstand (ook) uit wat zijn juridisch probleem is. De Raad voor Rechtsbijstand gaf klager alsnog een toevoeging. Daarna is verweerster gestart met haar werkzaamheden.
4.6 Verweerster heeft contact opgenomen met de gemeente ‘s-Hertogenbosch en startte een onderzoek voor klager. Zij wilde eerst uitzoeken hoe het precies zat met de naamswijziging van de vader. Verweerster stuurde klager een verslag van (het resultaat van) haar onderzoek in haar brief van 23 augustus 2018. In die brief schrijft verweerster aan klager dat de gemeente geen fout heeft gemaakt bij de inschrijving van de achternaam van zijn vader. Ook geeft zij aan dat er in de akte van overlijden van zijn vader geen fouten staan. Verweerster ziet daarom geen mogelijkheid voor het starten van een juridische procedure.
5 BEOORDELING
5.1 Het hof beoordeelt of de raad van discipline een juiste beslissing heeft genomen op de klacht van klager. Klager legt de volledige zaak voor aan het hof en vraagt het hof de klacht opnieuw te beoordelen. Daarom bekijkt het hof per klachtonderdeel eerst naar het oordeel van de raad. Daarna beslist het hof of de raad dit juist heeft geoordeeld en, zo niet, wat het oordeel van het hof is.
klachtonderdeel 1: het bezwaar tegen de afwijzing van toevoeging
5.2 De eerste klacht betreft de afwijzing van de toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand. Volgens klager gaf verweerster eerst de verkeerde informatie aan de Raad voor Rechtsbijstand. Klager moest de fouten van verweerster oplossen en is naar de zitting gegaan om uit te leggen wat zijn juridisch probleem is. Klager moest zeven maanden wachten tot hij de toevoeging kreeg. Als verweerster de aanvraag in één keer goed had gedaan, was dit niet gebeurd.
klachtonderdeel 1: het oordeel van de raad
5.3 De raad heeft klachtonderdeel 1 ongegrond verklaard, omdat (met andere woorden):
- Uit het dossier niet blijkt dat het aan verweerster ligt dat het toevoegingsverzoek eerst was afgewezen door de Raad voor Rechtsbijstand. De Raad voor Rechtsbijstand had het juridisch probleem van klager verkeerd begrepen. Dat kwam door het diagnosedocument van het Juridisch Loket. Verweerster kon hier niets aan doen.
- Verweerster heeft toen bezwaar gemaakt tegen die beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand. In dat bezwaar heeft zij uitgebreid genoeg uitgelegd wat wél het juridisch probleem van klager was.
- Daarna kon verweerster niet naar de zitting gaan van de Raad voor Rechtsbijstand en heeft zij klager gevraagd of hij kon gaan. Verweerster legde bij de raad van discipline voldoende uit waarom zij niet bij de zitting van de Raad voor Rechtsbijstand aanwezig kon zijn. Ook legde verweerster uit dat zij met klager voldoende heeft besproken of hij kon gaan en dat hij dat wilde doen. Het resultaat is dat de Raad voor Rechtsbijstand alsnog de toevoeging heeft afgegeven. De raad van discipline vindt niet dat verweerster hierin onjuist heeft gehandeld.
- Omdat de raad niet vindt dat verweerster iets anders had moeten doen, vindt de raad ook dat haar niet valt te verwijten dat klager zeven maanden moest wachten op de toevoeging.
- De conclusie van de raad is dus dat de klacht over de afgewezen toevoeging ongegrond is.
klachtonderdeel 1: het oordeel van het hof
5.4 Het hof heeft alle stukken in het dossier van klager bekeken en vindt dat de raad een juiste beslissing heeft genomen. Verweerster heeft er niets aan kunnen doen dat de toevoeging eerst was afgewezen en dat het daarom langer duurde voordat klager een toevoeging kreeg. Verweerster heeft uitgelegd waarom zij niet naar de hoorzitting kon en heeft met klager besproken dat klager zelf naar de hoorzitting kon gaan. Dat heeft verweerster zorgvuldig gedaan.
5.5 Wat klager verder bij het hof heeft geschreven en gezegd, leidt dus niet tot een andere beslissing dan de raad heeft genomen. Het hof is het daarom eens met de beslissing van de raad op dit punt: klachtonderdeel 1 is ongegrond.
klachtonderdelen 2 en 4: geen overleg over de werkzaamheden en opnieuw beginnen
5.6 Klachtonderdeel 2 houdt in dat klager vindt dat verweerster onvoldoende overleg had met klager over de werkzaamheden die zij moest doen voor hem. Om de werkzaamheden die verweerster wél heeft gedaan, had klager niet gevraagd.
5.7 Klachtonderdeel 4 houdt in dat klager vindt dat hij helemaal opnieuw moest beginnen nadat verweerster zijn zaak behandelde. Verweerster heeft volgens klager namelijk de verkeerde dingen gedaan. De pleegouders van klagers vader zijn nog steeds niet ‘gekoppeld’ aan zijn vader.
Klachtonderdelen 2 en 4: het oordeel van de raad
5.8 De raad heeft klachtonderdelen 2 en 4 tegelijk beoordeeld. Allebei zijn deze ongegrond volgens de raad, omdat (in andere woorden):
- verweerster voldoende uitleg gaf wat zij heeft gedaan voor klager en waarom zij die dingen moest doen om klager verder te helpen. Verweerster moest eerst uitzoeken hoe het zat met de naamsverandering. Daarna wist zij pas of de koppeling tussen de pleegouders en klagers vader mogelijk was. Pas toen verweerster dat uitzoekwerk had gedaan, kon verweerster de conclusie trekken dat de gemeente geen fout had gemaakt. Ook kon zij toen tot de conclusie komen dat en waarom zij geen juridische mogelijkheid had om klager verder te helpen. Dit legde verweerster uitgebreid en voldoende uit in de brief van 23 augustus 2018 aan klager.
- Een regel in het advocatentuchtrecht is namelijk dat een advocaat niet kan worden verplicht een procedure te voeren voor een cliënt wanneer de advocaat denkt dat die procedure kansloos is. Dit is het geval bij verweerster en de zaak van klager. Een advocaat moet dan goed kunnen uitleggen waarom hij of zij denkt dat de zaak geen zin heeft. Dat heeft verweerster uitgebreid gedaan in de brief van 23 augustus 2018. Volgens de raad heeft verweerster dit voldoende gedaan.
- Klager mag hier anders over denken. Klager kan natuurlijk nog steeds verder willen gaan met zijn zaak. Klager kan dat zelf beslissen. Klager kan dan een andere advocaat vragen hem te helpen, zoals hij ook heeft gedaan. Dat betekent alleen niet dat verweerster iets verkeerd heeft gedaan.
Klachtonderdelen 2 en 4: het oordeel van het hof
5.9 Het hof heeft alle stukken in het dossier van klager bekeken en vindt dat de raad een juiste beslissing heeft genomen. Verweerster gaf voldoende uitleg waarom zij welke stappen heeft gezet in de zaak van klager. Verweerster moest eerst uitzoeken hoe het zat met de naamsverandering en wat de gemeente daarmee heeft gedaan. Daarna kon zij pas verder met de koppeling tussen de pleegouders en de vader van klager. De gemeente heeft de naamswijziging juist verwerkt in de administratie op basis van het koninklijke besluit van 28 maart 1933 waarbij de naam van de vader van klager is gewijzigd. Verweerster heeft in haar brief goed uitgelegd hoe de procedure tot naamswijziging is verlopen.
5.10 Toen verweerster wist hoe het zat met de naamsverandering was voor haar duidelijk dat zij klager niet kon helpen bij het koppelen van de pleegouders aan zijn vader (en daardoor het realiseren van een familierechtelijke relatie). De reden daarvoor is dat de wet pleegouders niet als de ouders van een kind ziet. Met andere woorden, juridisch gezien hebben de pleegouders geen relatie met het kind. De wet ziet alleen de biologische ouders of adoptieouders als de echte ouders. Dat klagers vader deels de naam van zijn pleegouders heeft gekregen en dat de opa en oma goed voor hem en zijn kinderen hebben gezorgd, verandert dat niet. Het hof begrijpt dat dit een teleurstelling is voor klager. Alleen betekent dit niet dat verweerster haar werk niet goed heeft gedaan.
5.11 Wat klager verder aan het hof heeft geschreven en op de zitting heeft gezegd, leidt dus niet tot een andere beslissing dan die de raad heeft genomen. Het hof is het daarom eens met de beslissing van de raad op dit punt: klachtonderdelen 2 en 4 zijn ongegrond.
Klachtonderdeel 3: slecht bereikbaar en vaak afspraken afgezegd
5.12 Klachtonderdeel 3 houdt in dat verweerster volgens klager afspraken steeds heeft afgezegd op het laatste moment. Ook was verweerster niet goed te bereiken via de telefoon.
Klachtonderdeel 3: het oordeel van de raad
5.13 De raad heeft niet kunnen vaststellen of juist is wat klager zegt en schrijft over de bereikbaarheid van verweerster. Klager en verweerster zeggen allebei namelijk iets anders. De raad weet dus niet wat er is gebeurd. Als de raad niet weet wat er is gebeurd, kan de raad niet vinden dat de klacht op dit punt gegrond is.
Klachtonderdeel 3: het oordeel van het hof
5.14 Het hof heeft alle stukken in het dossier van klager bekeken en vindt dat de raad een juiste beslissing heeft genomen. Het hof ziet in het dossier niet dat verweerster slecht bereikbaar was en ook niet dat zij vaak afspraken op het laatste moment heeft afgezegd. Klager diende bij het hof whatsapp-berichten in. Daaruit blijkt wel dat verweerster niet altijd direct reageerde, maar dat komt vaker voor. Verweerster legde bij het hof uit dat zij uiteindelijk altijd reageerde door klager bijvoorbeeld te bellen. Klager heeft dit niet ontkend. Ook het hof vindt dus dat klager onvoldoende heeft aangetoond om dit klachtonderdeel gegrond te verklaren. Het hof is het daarom eens met de beslissing van de raad op dit punt: klachtonderdeel 3 is ongegrond.
Tot slot: de conclusie
5.15 Het hof is het op alle punten eens met de beslissing van de raad. Dat betekent dat het hof de beslissing van de raad zal bekrachtigen.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- bekrachtigt de beslissing van 23 maart 2020 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer 19-751/DB/OB.
Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. T.E. van der Spoel en L.H. Rammeloo, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2021.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 29 maart 2021.