Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-02-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2021:64

Zaaknummer

20-880/DH/DH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klachten tegen de eigen advocaat niet-ontvankelijk, omdat de klacht is ingediend na de vervaltermijn.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 10 februari 2021 in de zaak 20-880/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

over:

 

verweerder

 

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 13 november 2020 met kenmerk K074 2020 ar/ab, door de raad ontvangen op 17 november 2020, en van de op de inventarislijsten genoemde bijlagen.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    In het klachtdossier bevinden zich brieven en e-mails die verweerder tussen april en september 2016 heeft gestuurd aan klager, het Openbaar Ministerie en Reclassering Nederland.

1.2    Op 6 oktober 2016 heeft verweerder een proces-verbaal van een zitting in een zaak waarin klager partij was voorgelegd aan een reclasseringsmedewerker, met de vraag of haar verklaring in de het proces-verbaal correct is weergegeven. De reclasseringsmedewerker heeft op 11 oktober 2016 gereageerd.

1.3    Verweerder heeft de advocatuur begin 2019 verlaten.

1.4    Op 16 maart 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder heeft niets heeft ondernomen tegen de visie van de reclassering over de door klager bezochte sites op zijn computer.

b)    Verweerder heeft niets ondernomen naar aanleiding van vragen die klager heeft gesteld over het blokkeren van sites.

c)    Verweerder heeft geen verweer gevoerd tegen de stelling dat klager sites met kinderporno heeft bezocht.

d)    Verweerder heeft geen actie ondernomen naar aanleiding van zijn constatering dat er sprake was van een 'foutje van de griffer'.

e)    Verweerder heeft niets ondernomen om de pc van klager weer terug te krijgen.

2.2    De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover van belang, besproken.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING

4.1    Artikel 46g lid 1 onder a van de Advocatenwet bepaalt dat een klacht niet-ontvankelijk is als de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaar na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat, waarop de klacht betrekking heeft. Op grond van het bepaalde in lid 2 van datzelfde artikel blijft na afloop van die termijn van drie jaar een niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten van de advocaat redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

4.2    Uit de stukken die klager ter onderbouwing van zijn klacht heeft overgelegd leidt de voorzitter af dat de klacht betrekking op de bijstand van verweerder aan klager in 2016. Klager heeft zijn klacht in maart 2020 ingediend. Dit is meer dan drie jaren na het handelen of nalaten waarop de klachtonderdelen betrekking hebben. Klager heeft niet gesteld dat hij pas begin 2020 op de hoogte is geraakt van de gevolgen van de feiten die aan de klacht ten grondslag liggen. De stukken in het dossier en de stellingen van partijen geven de voorzitter ook geen grond om aan te nemen dat klager pas in 2020 op de hoogte raakte van die gevolgen. Dit alles betekent dat klager in zijn klacht niet-ontvankelijk is.

4.3    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 49g, lid 1 onder a Advocatenwet, daarom niet-ontvankelijk verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, niet-ontvankelijk.

 

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2021.