Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-03-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2021:54

Zaaknummer

20-821/DH/RO

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft klaagster aan haar lot overgelaten door een echtscheidingszaak in behandeling te nemen, maar klaagster vervolgens niet op de hoogte te houden. Onduidelijk is wat verweerder voor klaagster heeft gedaan en wat de huidige stand van zaken in de echtscheidingszaak is. Verweerder is al geruime tijd onbereikbaar voor klaagster. Verweerder heeft klaagster hierdoor ernstig benadeeld. Het nalaten van verweerder raakt aan de kernwaarden kwaliteit en integriteit en is daarom onbetamelijk. Bij het bepalen van de maatregel heeft de raad rekening gehouden met de omstandigheid dat bij de raad twee recente zaken bekend zijn waarin verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan nagenoeg dezelfde gedraging. Hoewel de raad ervan op de hoogte is dat verweerder zich recent heeft laten uitschrijven van het tableau, zal de raad aan verweerder de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twaalf weken opleggen.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 8 maart 2021 in de zaak 20-821/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

gemachtigde: (…)

 

over:

 

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 29 mei 2020 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 30 oktober 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2020/69 edl/gh van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de digitale zitting van de raad van 25 januari 2021. Daarbij was klaagster aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is niet verschenen, hoewel hij deugdelijk is opgeroepen. Op verzoek van de raad heeft ook de Rotterdamse deken mr. P. Hanenberg de zitting bijgewoond.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Verweerder heeft vanaf februari 2018 de echtscheidingszaak van klaagster in behandeling genomen.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder zegt bezig te zijn met de zaak van klaagster, doet toezeggingen om bepaalde acties uit te gaan voeren, maar laat vervolgens niets van zich horen over de voortgang van de zaak.

b)    Het is voor klaagster zeer moeilijk om verweerder te bereiken om te praten over de zaak. Klaagster krijgt geen antwoorden op haar vragen aan verweerder over haar zaak. Verweerder (of het advocatenkantoor waar verweerder werkzaam is geweest) geeft geen gehoor aan de oproepen van klaagster.

3.2    Klaagster heeft de klacht als volgt onderbouwd. Toen verweerder vanaf februari 2018 de belangen van klaagster ging behartigen was het contact tussen klaagster en haar ex-echtgenoot (de man) al verbroken. De verblijfplaats van de man is in het buitenland, maar welk land is klaagster onbekend. Klaagster heeft daarom besloten een wettelijke echtscheiding aan te vragen. Op 8 oktober 2018 kwam de rechtbank tot een besluit over de echtscheiding. Pas na vele malen bellen en mailen kreeg klaagster telefonisch dit nieuws van verweerder te horen.

3.3    In de beschikking was sprake van een bezwaartermijn van drie maanden waarbinnen de man had kunnen reageren. Deze bezwaartermijn gold vanaf de datum van publicatie van de beschikking in de Staatscourant. Klaagster vroeg om een berekening van de termijn zodat voor haar de datum van de officiële echtscheiding duidelijk zou zijn en zij een moeilijke periode kon afsluiten.

3.4    Op 4 januari 2019 mailde verweerder aan klaagster dat hij de berekening van de bezwaartermijn toe zou sturen. Bijna 5 maanden later, op 29 mei 2019, ontving klaagster een e-mail dat verweerder die dag naar kantoor was gegaan om te zien of er poststukken van de rechtbank waren binnengekomen over de scheiding. Dit was niet het geval en verweerder zou daarom bellen met de griffie van de rechtbank. Vervolgens vernam klaagster niets meer van verweerder.

3.5    De kinderen en familie van klaagster hebben nog vele malen contact gezocht met verweerder om de stand van zaken over de scheiding te achterhalen. Er zijn meer dan 50 telefoontjes, voicemailberichten, e-mails en tekstberichten hieraan besteed. Bijna zes maanden later, in november 2019, had klaagster nog steeds geen informatie over de status van haar echtscheiding mogen ontvangen.

3.6    Na beroep te hebben gedaan op de klachtenregeling van het advocatenkantoor op 28 november 2019, heeft verweerder weer wat van zich laten horen. Hij gaf gehoor aan een oproep van zijn kantoor om contact op te nemen met klaagster. Hij zei op persoonlijk vlak een moeilijke periode te hebben meegemaakt, maar dat hij bereid was de zaak vanaf nu af te handelen zonder extra kosten voor klaagster. Hierop heeft klaagster haar vertrouwen weer gegeven aan verweerder. Vijf maanden later, op 29 mei 2020, was er nog steeds geen vooruitgang geboekt. Contact met verweerder leggen bleek net zo moeilijk te zijn als een jaar eerder. Het is klaagster niet duidelijk of verweerder aan de zaak gewerkt heeft, omdat zij geen resultaat heeft ontvangen of gezien. Voor zover klaagster kan nagaan, is de echtscheiding nog niet gepubliceerd in de Staatscourant.

 

4    VERWEER

4.1    De deken heeft verweerder de gelegenheid gegeven om te reageren op de klacht. Verweerder heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt; hij heeft tijdens het dekenonderzoek niet van zich laten horen. Ook de raad heeft niets van verweerder vernomen.

 

5    BEOORDELING

5.1    Verweerder heeft geen verweer gevoerd. De raad gaat daarom uit van de juistheid van de stellingen van klaagster en de onderbouwing daarvan. Dit betekent dat de raad de klacht in alle onderdelen gegrond verklaard.

 

6    MAATREGEL

6.1    Verweerder heeft klaagster aan haar lot overgelaten door een echtscheidingszaak in behandeling te nemen, maar klaagster vervolgens niet op de hoogte te houden. Onduidelijk is wat verweerder voor klaagster heeft gedaan en wat de huidige stand van zaken in de echtscheidingszaak is. Verweerder is al geruime tijd onbereikbaar voor klaagster. Verweerder heeft klaagster hierdoor ernstig benadeeld. Het nalaten van verweerder raakt aan de kernwaarden kwaliteit en integriteit en is daarom onbetamelijk.

6.2    Bij het bepalen van de maatregel heeft de raad rekening gehouden met de omstandigheid dat bij de raad twee recente zaken bekend zijn waarin verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan nagenoeg dezelfde gedraging.

6.3    Hoewel de raad ervan op de hoogte is dat verweerder zich per 1 januari  2021 heeft laten uitschrijven van het tableau, zal de raad aan verweerder de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twaalf weken opleggen.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.2    Omdat de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

b) € 500,- kosten van de Staat.

7.3    Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van schorsing voor de duur van twaalf weken op;

-    bepaalt dat de schorsing ingaat vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat:

-     de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,

-     verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat

-     de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.

 

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. P.J.E.M. Nuiten en M.P. de Klerk, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2021.