Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-03-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2021:50

Zaaknummer

20-601/DH/DH

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 15 maart 2021 in de zaak 20-601/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 30 september 2020 op de klacht van:

 

klaagster

 

over:

 

verweerster

gemachtigde: mr. R. de Mooij

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 28 januari 2020 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 4 augustus 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K022 2020 ar/ab van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 30 september 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 30 september 2020 verzonden aan partijen.

1.4    Op 30 oktober 2020 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 30 oktober 2020 ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 1 februari 2021. Daarbij waren klaagster, verweerster en haar gemachtigde aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift van klaagster.

 

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.

2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.

 

3    FEITEN

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen: de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De raad is met de voorzitter van oordeel dat verweerster het uittreksel niet had mogen opvragen, maar dat geen sprake is van schending van klaagsters (tuchtrechtelijke) belangen nu de informatie al bij verweerster bekend was en verweerster verder geen gebruik heeft gemaakt van de informatie. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens en B.F. van Noort, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 maart 2021.