Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-01-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2021:47
Zaaknummer
19-392
Inhoudsindicatie
De raad heeft het verzet tegen de voorzittersbeslissing van 7 oktober 2019 niet-ontvankelijk verklaard. Het verzetschrift is door klager weliswaar tijdig ingediend maar onvoldoende onderbouwd zoals is vereist ex artikel 46h lid 1 Advocatenwet. Klager heeft alleen een procedureel standpunt ingenomen maar niet gemotiveerd toegelicht welke gronden aan zijn verzet ten grondslag liggen. Anders dan de gemachtigde van klager ter zitting nog heeft aangevoerd, is rechtsbijstand in tuchtrechtelijke (verzet)zaken geen vereiste. Bovendien wist klager, dan wel had klager kunnen weten uit de ‘mededelingen van de griffier ter informatie’ onderaan de voorzittersbeslissing, dat een verzetschrift tijdig binnen de wettelijke termijn en meteen gemotiveerd had moeten worden ingediend.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 25 januari 2021
in de zaak 19-392/AL/MN
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 7 oktober 2019 op de klacht van:
klager
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 17 januari 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 18 juni 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 344674/FH/sd van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 7 oktober 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 7 oktober 2019 verzonden aan partijen.
1.4 Op 24 oktober 2019 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift digitaal op diezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 9 november 2020. Daarbij waren klager en zijn gemachtigde en verweerder, eveneens bijgestaan door zijn gemachtigde, aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Daarnaast heeft de raad kennis genomen van de e-mail met bijlagen van klager van 5 maart 2020, alsmede van de e-mail met bijlagen van de gemachtigde van klager van 23 oktober 2020.
2 ONTVANKELIJKHEID VERZET
2.1 Namens verweerder is tijdens de zitting van de raad als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat het verzet van klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Volgens verweerder dienen de gronden van verzet schriftelijk gemotiveerd te worden aangevoerd binnen de daartoe gegeven wettelijke termijn. Dat heeft klager volgens verweerder niet gedaan omdat de gronden van het verzet van 24 oktober 2019 niet kunnen worden aangemerkt als gemotiveerd dan wel als gemotiveerd gericht tegen de voorzittersbeslissing. Namens klager is hiertegen tijdens de zitting van de raad aangevoerd dat klager niet eerder door een gemachtigde werd bijgestaan en zijn klager zijn verzetschrift bovendien tijdig volgens de wet heeft ingediend, zodat het niet-ontvankelijkheidsverweer dient te worden verworpen. De raad volgt (de gemachtigde van) klager niet in zijn verweer en overweegt daartoe als volgt.
2.2 Uit artikel 46h lid 1 Advocatenwet volgt dat de klager, de betrokken advocaat en deken binnen dertig dagen na de dag van verzending van het afschrift van de voorzittersbeslissing daartegen schriftelijk gemotiveerd verzet kunnen doen bij de raad van discipline. Naar het oordeel van de raad heeft klager weliswaar binnen de wettelijke termijn van dertig dagen verzet ingesteld, maar is zijn verzetschrift van 24 oktober 2019 onvoldoende onderbouwd. In zijn verzetschrift heeft klager een puur procedureel standpunt ingenomen, namelijk dat hij een zitting had willen hebben, nog bewijsstukken had willen presenteren en getuigen had willen laten horen. Klager heeft in genoemd verzetschrift echter niet gemotiveerd toegelicht welke gronden aan zijn verzet ten grondslag lagen. Pas met zijn e mail van 5 maart 2020, met bijlagen, en de e-mail van zijn gemachtigde van 23 oktober 2020, eveneens met bijlagen, heeft klager zijn verzetgronden gemotiveerd met stukken onderbouwd en daarmee ruim na de wettelijke termijn van dertig dagen na verzending van de voorzittersbeslissing. Naar het oordeel van de raad dient het verzet van klager om dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard. Anders dan zijn gemachtigde nog heeft aangevoerd, is rechtsbijstand in tuchtrechtelijke (verzet)zaken geen vereiste. Bovendien wist klager, dan wel had klager kunnen weten uit de ‘mededelingen van de griffier ter informatie’ onderaan de voorzittersbeslissing, dat een verzetschrift tijdig binnen de wettelijke termijn en meteen gemotiveerd had moeten worden ingediend. De raad zal het verzet van klager daarom niet-ontvankelijk verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline: verklaart niet-ontvankelijk het verzet van klager tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van 7 oktober 2019.
Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. M. Tijseling, M.W. Veldhuijsen, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 25 januari 2021