Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-03-2021
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2021:48
Zaaknummer
210026
Inhoudsindicatie
Appelverbod. Op grond van art. 56 lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet kan een klager hoger beroep instellen van een beslissing van een raad waarbij de klacht geheel of ten dele ongegrond is verklaard. Het beroep van klaagster is gericht tegen een beslissing van de raad waarin de raad de klachten van klaagster gegrond heeft verklaard. Op grond van het voorgaande zal het hoger beroep van klaagster niet-ontvankelijk worden verklaard.
Uitspraak
BESLISSING
van 15 maart 2021
in de zaak 210026
naar aanleiding van het beroep van:
klaagster
tegen
verweerder
1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD
Het hof verwijst naar de beslissing van 21 december 2020 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Amsterdam (zaaknummer: 20-610/A/A). In deze beslissing is de klacht van klaagster in beide onderdelen gegrond verklaard en is bepaald dat er geen maatregel wordt opgelegd. Verweerder is veroordeeld tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster.
Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRAMS:2020:291 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beroepschrift van klaagster tegen deze beslissing is op 13 januari 2021 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier van het hof:
- de e-mailberichten van de griffie van het hof aan klaagster van 13 januari 2021 en 25 januari 2021;
- het e-mailbericht van klaagster van 25 januari 2021;
- de e-mailberichten van de griffie van het hof van 26 januari 2021 en 3 februari 2021.
3 BEOORDELING
3.1 Het beroep van klaagster is gericht tegen een beslissing van de raad waarin de raad de klachten van klaagster gegrond heeft verklaard. Klaagster acht het niet juist dat bij die beslissing geen maatregelen aan verweerder is opgelegd.
3.2 Op grond van art. 56 lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet kan een klager hoger beroep instellen van een beslissing van een raad waarbij de klacht geheel of ten dele ongegrond is verklaard. In dit geval is de klacht van klaagster tegen verweerder (geheel) gegrond verklaard. De raad heeft klaagster dus gelijk gegeven, maar heeft alleen geen maatregel opgelegd.
3.3 Voor klaagster staat daarom tegen de beslissing van de raad geen beroep open, ook niet tegen het bij die beslissing gegeven oordeel over de aan verweerder op te leggen maatregel.
3.4 Op grond van het voorgaande zal het hoger beroep van klaagster niet-ontvankelijk worden verklaard. Het hof gaat verder niet inhoudelijk op de zaak in, en de beslissing van de raad blijft in stand.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in het hoger beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 21 december 2020, gewezen onder nummer 20-610/A/A.
Aldus beslist door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.M. van Amsterdam en I.P.A. van Heijst, leden, en mr. A.M. van der Hoorn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2021.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 15 maart 2021.