Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-02-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2021:40
Zaaknummer
21-006/A/A
Inhoudsindicatie
Klacht over de eigen advocaat is kennelijk ongegrond. Er bestaat geen aanleiding om verweerder ten aanzien van de kwaliteit van de dienstverlening of het tijdstip van de beëindiging van zijn werkzaamheden een tuchtrechtelijk verwijt te maken.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 15 februari 2021 in de zaak 21-006/A/A naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 5 januari 2021 met kenmerk 1217628/EJH/YH, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klaagster en haar echtgenoot hebben een woning in Schiedam gekocht. Volgens hen kleven er gebreken aan deze woning en zijn de verkopers van de woning aansprakelijk voor de schade die zij daarvan ondervinden. Een eerdere advocaat heeft namens klaagster en haar echtgenoot een dagvaardingsprocedure bij de rechtbank Rotterdam aanhangig gemaakt teneinde schadevergoeding te vorderen van de verkopers van de woning.
1.2 In april 2020 heeft klaagster zich tot verweerder gewend met het verzoek haar bij te staan in het verdere verloop van de procedure. Op 29 april 2020 heeft verweerder zich bij de rechtbank Rotterdam gesteld als nieuwe advocaat van klaagster en haar echtgenoot. De rechtbank heeft op verzoek van verweerder uitstel verleend voor het indienen van een conclusie van repliek tot 17 juni 2020. Op 25 mei 2020 heeft verweerder aan klaagster een concept conclusie van repliek gestuurd met daarin nog openstaande vragen.
1.3 Bij e-mail van 14 juni 2020 heeft verweerder aan klaagster onder meer geschreven:
“Ik heb nog geen reactie van u ontvangen:
(i) op de conclusie van antwoord van de wederpartij; en
(ii) op de concept-conclusie van repliek en mijn vragen daarin aan u. (…) In onze telefonische bespreking heb ik daarbij tevens aangegeven dat uw zaak op enkele essentiële punten (nog) niet sterk is. U bent ook ermee bekend dat wij uiterlijk voor de zitting van woensdag 17 juni 2020 dit stuk moeten indienen bij de rechtbank. (…) Graag dus met spoed uw reactie op de conclusie van antwoord van de wederpartij en de door mij opgestelde conclusie van repliek (beide nogmaals in de bijlage). In mijn conclusie van repliek heb ik vragen en opmerkingen geplaatst. Lees de stukken daarom wel door, maar ik som het hieronder kort op: (…).”
1.4 Op 15 juni 2020 hebben klaagster en verweerder via e-mails als volgt gecorrespondeerd.
Klaagster: “Ik verzoek u svp om rekening te houden met vertraging ivm medische klachten. Is het mogelijk om uitstel te vragen. Wij kunnen momenteel niet helpen in onze zaak.”
Verweerder: “Ik wist niet dat er sprake was van medische klachten. Kunnen we daar overleg over hebben? Kunt u mij bellen s.v.p.?”
Klaagster: “Ik kan u niet te woord staan ivm privacy. Er is al jaren sprake van een medisch probleem. Tis afgelopen jaar verergerd. Ik wil uitstel, op medische grond. Dat zal geen probleem opleveren. Ik kan u nu niet helpen in onze zaak.”
Verweerder: “Graag heb ik toch telefonisch contact met u of met [de echtgenoot van klaagster]. Een verzoek om uitstel kan alleen met klemmende reden of vanwege overmacht. Ik zal de aard van de reden moeten toelichten aan de rechtbank. (…).”
Klaagster: “Ik bel u rond 19u, eerder kan niet ivm privacy.”
Verweerder: “Ik verneem graag van u om 19 uur. Ik meen dat het in uw belang is om een gedegen reactie op de wederpartij in te dienen. Indien u geen tijd heeft gehad om de stukken te lezen, dan stel ik voor dat u dat vandaag alsnog doet, en dat wij het daarna bespreken. U dient ook akkoord te geven voor het stuk dat zal worden ingediend. Indien er klemmende redenen zijn waarom het stuk niet ingediend kan worden, dan kan ik alleen een verzoek tot uitstel indienen als dit goed gemotiveerd is. (…). Indien wij niet tot een gepaste oplossing komen, of indien u mij niet belt om 19 uur, dan zie ik geen andere optie dan mij te onttrekken van de zaak. U krijgt dan de gelegenheid van de rechtbank om op korte termijn een andere advocaat in de arm te nemen. (…).”
Verweerder - na afloop van het telefoongesprek - : “(…) Na aandringen is uw toelichting dat u lijdt aan psychoses en het wordt u allemaal teveel. (…) U heeft mij niet duidelijk kunnen maken wanneer de onmacht is ontstaan. (…) In uw belang wil en kan ik niet het risico lopen dat uw verzoek wordt afgewezen en dat u geen gelegenheid meer krijgt om te reageren in de zaak. Dit zou onomkeerbare gevolgen kunnen hebben. De conclusie van repliek kan zonder uw inbreng en zonder uw akkoord ook niet worden ingediend. Tegelijk speelt ook mee dat u mij tijdig op de hoogte had moeten houden van uw medische situatie en het risico dat u niet op tijd inhoudelijk zou kunnen reageren. U heeft mij steeds voorgehouden dat u wel op tijd zou reageren. In die zin is er een vertrouwensbreuk ontstaan waardoor ik uw zaak niet verder zal behandelen. (…) Ik zal mij onttrekken van de zaak. Ik acht dit het meest in uw belang. U dient dan ook direct op zoek te gaan naar een andere advocaat. (…).”
1.5 Op 16 juni 2020 heeft verweerder per e-mail klaagster bericht dat hij heeft geprobeerd haar telefonisch te bereiken en dat hij bij de rechtbank een verzoek om uitstel op medische gronden zal indienen.
1.6 Op 23 juni 2020 heeft verweerder per e-mail klaagster onder verwijzing naar een bericht van de rechtbank medegedeeld dat klaagster via een nieuwe advocaat een conclusie van repliek moet indienen voor de rolzitting van 1 juli 2020. Klaagster heeft hierop geantwoord dat verweerder haar niet in de steek kan laten nu er een roldatum is bekend gemaakt.
1.7 Op 24 juni 2020 hebben klaagster en verweerder via e-mails als volgt gecorrespondeerd.
Verweerder: “Ik heb graag zo spoedig mogelijk een gesprek met u en de heer de R. Hoe laat kunt u na 16.00 uur?”
Klaagster: “Naar aanleiding van ons telefonisch gesprek wil ik u nogmaals doch dringend verzoeken de zaak verder op te pakken. (…) Ik verzoek u dan ook om alle volgens u ontbrekende documenten alsnog en met spoed op te vragen bij uw voorganger (…). Door mn medische problemen ben ik niet goed in staat om het eea uit te werken voor u. Wellicht dat ik het mondeling kan doen, en u het zelf op schrift zet. (…) Het zou jammer zijn dat de zaak na 2,5 jaar knokken ineens inklapt omdat u zich wil onttrekken ipv mijn mondelinge input te ontvangen en te verwerken. Ik hoor graag per wanneer u zou kunnen. (…)”.
Verweerder: “Vanmiddag sprak ik u over de zaak. Dit was helaas geen constructief gesprek. U liet met een dwingende en dreigende toon weten dat ik de zaak moest doorzetten. (…) U wilde mij ook niet in contact brengen met uw echtgenoot die ook partij is omdat ik ‘met alleen u te maken had’. De wijze van communiceren maakt het onmogelijk u op een behoorlijke wijze bij te staan. Ook hieruit krijg ik sterk de indruk dat u niet goed in staat bent als procespartij op te treden. Des te meer reden om [de echtgenoot van klaagster] erbij te betrekken. Ik raad u dwingend aan dat u hem vergewist van de stand van zaken. Bijgaand treft u de brief die per post naar u is toegestuurd (zie bijlage) Ik blijf bij mijn standpunt dat ik mij zal onttrekken. Mogelijke voorlopige oplossingen en voorwaarden 1. U zoekt direct een andere advocaat (…) 2.a. U trekt de zaak in (…) 2.b. U kunt een redelijke schikking voorstellen (…) 3. Hoewel ik mij ten spoedigste zal onttrekken, ben ik bereid om eerst het verzoek om uitstel voor u te doen, 4. Indienen van conclusie van repliek. Dit geniet niet de voorkeur omdat ik sterk de indruk heb dat u niet in staat bent te reageren op mijn vragen, aangezien u dat in de afgelopen maand ook niet heeft gedaan. Maar als u geen andere advocaat op tijd kunt inschakelen ben ik bereid uw conclusie van antwoord in te dienen (alleen om uw belang te dienen) onder de volgende voorwaarden: - u bestudeert de conclusie van antwoord en geeft een schriftelijke reactie op de punten die u van belang vindt. - u bestudeert mijn concept-conclusie van repliek en mijn vragen en reageert daarop (zie mijn e-mails van 25 mei 2020 en 14 juni 2020). - Ik ontvang voorgaande punten uiterlijk vrijdag 10.00 uur in de ochtend. Als u wilt kunnen wij daarop uw punten bespreken. - Ik zal de conclusie van repliek verder afmaken (maar ik moet dus alles in huis hebben om het ook echt af te kunnen maken). - De definitieve versie stuur ik dan uiterlijk zaterdagavond naar u toe. - Ik ontvang vervolgens uiterlijk zondagavond uw akkoord en eventuele laatste opmerkingen. - Ik verstuur het stuk al op maandag. - Indien u niet wilt of kunt meewerken aan een van de voorgaande punten, dan zal ik mij direct onttrekken van de zaak (maar u dient sowieso een andere advocaat te zoeken. (…) Ik verneem graag per omgaande welke optie u kiest, maar dring erop aan dat u dit ook met uw echtgenoot bespreekt. Ik ben ook voor hem bereikbaar voor telefonisch overleg.”
Klaagster: “U heeft inmiddels contact gehad met mijn man. Wij bevestigen hierbij dat u op korte termijn laat weten wanneer u tijd heeft om alle informatie mondeling te ontvangen. Dit om de roldatum te halen (…) We willen voorkomen dat onze zaak niet behandeld zal worden door de rechter. U werpt alleen maar obstakels en voorwaarden op ipv aan een oplossing te werken.(…) Een cliënt hoort niet het werk van een advocaat te doen. U dient zelf voor de schriftelijke verwerking van onze input te zorgen en deze aan te leveren bij de rechtbank. Nogmaals wanneer heeft u tijd?”
Opnieuw klaagster: “Van mijn man heb ik begrepen dat u vrijdagochtend gebeld wenst te worden. (…) Tot vrijdagochtend. Svp geen belemmeringen, voorwaarden of obstakels mbt futiliteiten zoals de wijze waarop ik moet reageren. Maar graag de focus op de kwestie na 2,5 jaar tot een succes te brengen.”
Verweerder: “Voor alle duidelijkheid. Ik verwacht voor vrijdagochtend uw reactie op de conclusie van antwoord, het concept van de conclusie van repliek en de openstaande vragen. U kunt dit per e-mail toezenden maar ik ben u tegemoet gekomen doordat u dit ook per gesproken Whatsapp-gesprek kunt doen toekomen. (…).”
Klaagster: “U gaat nu weer allemaal beperkingen ed opleggen. Ik heb u uitgelegd over mn medische beperkingen waardoor ik soms moeilijk hoofd en bijzaken kan scheiden. (…) Dus svp geen verdere discussies die alleen als doel hebben om samenwerking aan onze zaak verder uit te stellen of u een “legitieme” reden geven om te onttrekken. (…) tot vrijdag. Vrijdag bel ik u voorbereid en wel, Tot dan.”
Verweerder: “Ik begrijp niet welke beperkingen ik u opleg. (…) Ik begrijp niet wat u van mij vraagt. Dat wij alle stukken vrijdagochtend samen doornemen? En dat u zich dan op dat moment ter plekke een standpunt formuleert? En dat ik dan uw reactie notuleer en verwerk in het stuk? Dat is niet reëel? Ik mag van u beiden verlangen dat u enige moeite getroost om zich in de zaak te verdiepen (…). Als u tijdig reageert, dan kunnen we vrijdagochtend direct tot de kern komen.”
Klaagster: “Ons telefonisch overleg vindt plaats u kunt de vragen stellen en ik antwoord. U verwerkt dit schriftelijk. Deze versie lees ik door en zal daarna weer contact over hebben voor evt puntjes op de i. Ik snap uw div zorgen eigenlijk niet. Een Goed en zorgvuldig advocaat hoeft niets voorgedicteerd te worden. U stelt de vragen. Ik voorzie u van de mondelinge informatie (…)”
Verweerder: “ik heb de vragen al gesteld. (…)”.
1.8 Op vrijdag 26 juni 2020 hebben klaagster en verweerder telefonisch de concept conclusie van repliek doorgenomen.
1.9 Op 27 juni 2020 heeft verweerder klaagster de conclusie van repliek gestuurd. In een begeleidende e-mail heeft verweerder klaagster verzocht om de conclusie van repliek goed door te nemen en waar nodig de laatste opmerkingen te maken en correcties door te geven per e-mail. Verweerder heeft daarbij vermeld graag uiterlijk in de avond van 28 juni 2020 de reactie van klaagster te vernemen en haar akkoord.
1.10 Bij e-mail van 29 juni 2020 heeft verweerder klaagster erop gewezen dat hij van haar geen reactie op de conclusie van repliek heeft ontvangen en dat ze telefonisch contact hierover weigert en ook de afgelopen dagen afspraken om telefonisch contact op te nemen niet is nagekomen. Verweerder heeft klaagster medegedeeld vanaf heden de opdracht van klaagster neer te leggen en haar belangen niet langer te behartigen. Daarbij heeft hij vermeld dat hij een bericht van onttrekking aan de rechtbank heeft gestuurd met het verzoek tot het verlenen van uitstel voor het indienen van de conclusie van repliek voor het stellen van een nieuwe advocaat. Ook heeft verweerder klaagster medegedeeld dat mocht ze problemen ondervinden bij het vinden van een nieuwe advocaat zij zich kan wenden tot de deken.
1.11 Op 18 juli 2020 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende.
a) De kwaliteit van de dienstverlening van verweerder was onvoldoende, omdat verweerder van klaagster heeft geëist dat zij haar opmerkingen op de concept conclusie van repliek schriftelijk doorgaf, weigerde belangrijke bewijsstukken toe te voegen en voornemens was om de conclusie van repliek bij de rechtbank in te dienen zonder eerst klaagster de definitieve versie te laten zien.
b) Verweerder heeft zich op een ontijdig moment teruggetrokken als advocaat zonder klaagster een andere advocaat toe te wijzen.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Klachtonderdeel a)
4.1 De voorzitter stelt bij voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.
4.2 De voorzitter overweegt als volgt. Uit het klachtdossier blijkt dat verweerder klaagster heeft verzocht om schriftelijk te reageren op de door hem opgestelde conclusie van repliek en de daarin opgenomen vragen. Verweerder heeft toegelicht dat het zijn werkwijze is om de reactie van zijn cliënten zoveel mogelijk schriftelijk te verkrijgen. De reden daarvoor is volgens verweerder dat deze werkwijze tijd en geld bespaart en het eenvoudiger maakt op een later moment vast te stellen waarop wel en waarop niet is gereageerd. De voorzitter is van oordeel dat deze werkwijze valt binnen de vrijheid die een advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat verweerder nadat klaagster niet bereid bleek om schriftelijk te reageren, haar heeft voorgesteld om te reageren door het inspreken van een bericht via Whatsapp en toen zij daarop niet inging heeft ingestemd met een telefonisch onderhoud op 26 juni 2020. Verder volgt de voorzitter niet de stelling van klaagster dat verweerder voornemens was om de conclusie van repliek in te dienen bij de rechtbank zonder haar eerst de definitieve versie te laten zien. Verweerder heeft toegelicht dat hij de concept conclusie van repliek op 26 juni 2020 tijdens een twee uur durend onderhoud uitvoerig met klaagster heeft doorgenomen en het daarom de verwachting was dat na verwerking van haar reactie er geen of nauwelijks meer opmerkingen zouden komen. Afgesproken was dat hij de conclusie van repliek zo goed als definitief zou afmaken en op 27 juni 2020 aan klaagster en haar echtgenoot zou sturen. Eventuele laatste correcties zouden per e-mail worden doorgestuurd, zodat de conclusie van repliek op de maandag kon worden ingediend, aldus verweerder. Hieruit volgt volgens de voorzitter dat de conclusie van repliek wat verweerder betreft definitief was.
4.3 Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder gehandeld met een zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht, zodat zijn werk voldeed aan de professionele standaard. Dat, zoals klaagster heeft vermeld, in de conclusie van repliek veel op- en aanmerkingen niet conform de afspraak waren verwerkt, vormt voor de voorzitter geen grond voor een ander oordeel, reeds omdat klaagster dit standpunt niet nader heeft onderbouwd. Zij heeft in dit verband melding gemaakt van een afspraak met verweerder om op 28 juni 2020 nog contact te hebben om de conclusie van repliek af te ronden. Verweerder heeft het bestaan van zo’n afspraak echter ontkend. De voorzitter ziet geen aanleiding om aan deze ontkenning te twijfelen, gelet op het feit dat in het klachtdossier, meer in het bijzonder het begeleidende bericht van verweerder van 27 juni 2020, hierover niets staat vermeld. Voorts ziet de voorzitter geen aanleiding om het niet nader onderbouwde standpunt van klaagster te volgen dat verweerder heeft geweigerd om belangrijke bewijsstukken aan de conclusie van repliek toe te voegen, nu het klachtendossier ook voor dit standpunt geen enkele aanwijzing bevat en verweerder het heeft bestreden. De voorzitter concludeert dat klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond is.
Klachtonderdeel b)
4.4 De voorzitter stelt bij dit klachtonderdeel voorop dat het een advocaat vrij staat om de werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis is vervallen, is hij daartoe gehouden. Wel dient de advocaat die beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt.
4.5 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerder heeft op 29 juni 2020 klaagster bericht dat hij zijn werkzaamheden voor haar beëindigt. Dit was heel kort voor de datum van 1 juli 2020 waarop de conclusie van repliek bij de rechtbank moest zijn ingediend. Uit het klachtdossier volgt naar het oordeel van de voorzitter dat verweerder zich heeft ingespannen om het stuk tijdig in te dienen. Op 27 juni 2020 heeft hij het naar klaagster gestuurd met het verzoek om akkoordverklaring. Klaagster heeft zich echter niet akkoord verklaard, waardoor verweerder het stuk niet kon indienen. Verweerder heeft toegelicht dat hij op 29 juni 2020 eerst nog verscheidene keren heeft geprobeerd klaagster telefonisch te bereiken en haar via Whatsapp een laatste termijn tot 13:00 uur heeft geboden voor telefonisch contact, maar dat klaagster niet heeft gereageerd. De voorzitter is van oordeel dat onder deze omstandigheden verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het tijdstip waarop hij zich van de zaak onttrokken heeft. De medische omstandigheden van klaagster vormen voor de voorzitter geen reden voor een ander oordeel. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat verweerder vanwege de gezondheid van klaagster er verscheidene keren tevergeefs bij haar op heeft aangedrongen haar echtgenoot bij de kwestie te betrekken maar dat klaagster heeft geweigerd dat te doen. Voorts neemt de voorzitter in aanmerking dat verweerder klaagster reeds op 15 juni 2020 had bericht dat er een vertrouwensbreuk was ontstaan waardoor hij haar zaak niet verder zou behandelen en dat hij in haar belang niettemin zijn werkzaamheden heeft voortgezet met de bedoeling nog de conclusie van repliek tijdig bij de rechtbank in te dienen. Dat, zoals klaagster heeft gesteld, het weekend met verweerder zoveel stress heeft bezorgd dat haar uit voorzorg een crisismaatregel is opgelegd die de rechtbank met drie weken heeft verlengd, doet - hoe vervelend dat ook is - aan het voorgaande niet af. Tot slot overweegt de voorzitter nog dat er geen regel is die voorschrijft dat een advocaat bij het neerleggen van zijn werkzaamheden zorg moet dragen voor een nieuwe advocaat. Klachtonderdeel b) is daarom naar het oordeel van de voorzitter ook ongegrond.
4.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. C. Kraak, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. I.R. van der Veen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden op 15 februari 2021