Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-02-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2021:18
Zaaknummer
19-797
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat wederpartij. Gelet op Gedragsregel 9 mag van een advocaat verwacht worden dat, indien hij per e-mail met derden communiceert, uit zijn e-mail duidelijk blijkt in welke hoedanigheid hij deze derden benadert en dat de kantoorgegevens in de e-mail vermeld staan. Gezien de omstandigheden van het onderhavige geval had voor klager hierover geen verwarring behoeven te ontstaan. Ten aanzien van het klachtonderdeel over schending van de persoonlijke levenssfeer, oordeelt de raad dat niet valt in te zien hoe een beperking van de kring van geadresseerden ten opzichte van de kring van geadresseerden in de eerdere e-mail van klager een schending van de persoonlijke levenssfeer van klager zou kunnen opleveren. Beide klachtonderdelen ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 15 februari 2021
in de zaak 19-797/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 1 augustus 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 21 november 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 988914/HH/SD van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 23 november 2020. Daarbij was klager aanwezig. Verweerder is met kennisgeving niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager heeft op 27 juni 2019 een e-mail gestuurd aan zijn zuster O en haar echtgenoot, met kopie daarvan aan zijn overige vijf broers en zussen. De e-mail betreft het afleggen van verantwoording door zijn zuster O over het beheer van de onverdeelde boedel van hun overleden vader en het beheer van de financiën van hun bejaarde moeder. In deze e-mail heeft klager onder meer aan zijn zuster geadviseerd om zijn e-mail met een jurist te bespreken.
2.3 O heeft zich naar aanleiding van deze e-mail gewend tot verweerder. Verweerder heeft op 17 juli 2019 een concept van een e-mail, gericht aan klager, ter beoordeling aan O en haar echtgenoot gezonden.
2.4 Op 18 juli 2019 heeft verweerder deze (concept) e-mail verzonden naar klager en in kopie naar een zus en een broer.
2.5 In de maand juli 2019 heeft klager bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een verzoekschrift om onderbewindstelling en mentorschap van zijn bejaarde moeder ingediend. Verweerder heeft ten behoeve van de zitting voor zijn cliënte O een verweerschrift opgesteld. Dit verweerschrift heeft hij in kopie toegezonden aan alle broers en zussen van zijn cliënte.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.
a) Verweerder heeft klager op 18 juli 2019 een e-mail gestuurd zonder zijn hoedanigheid van advocaat duidelijk kenbaar te maken.
Toelichting
Onderaan de e-mail van verweerder staat vermeld “(…) In afwachting, tekent, met vriendelijke groet, [naam verweerder]. De e-mail lijkt van een advocatenkantoor te komen, maar uit de e-mail blijkt niet dat verweerder advocaat is. Evenmin worden in de e-mail adres en kantoorgegevens verstrekt. Klager meent dat een advocaat ervoor moet zorgdragen dat er geen misverstand kan bestaan over de hoedanigheid waarin hij in een gegeven situatie optreedt.
b) Verweerder heeft de privacy van klager geschonden door de aan hem op 18 juli 2019 gestuurde e-mail tevens in kopie te sturen aan personen/derden die geen partij zijn.
Toelichting
Verweerder meent dat het niet is toegestaan om derden, in dit geval een aantal willekeurige broers en zussen, deelgenoot te maken van de correspondentie over het geschil. Hij stelt dat verweerder verplicht is tot geheimhouding en dat het mededelen van informatie aan personen die noch partij noch belanghebbend zijn een schending is van de privacy van klager.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
Klachtonderdeel a)
4.2 Verweerder heeft naar voren gebracht dat klager de e-mail niet goed heeft gelezen. Als afzender van de e-mail stond immers vermeld [naam verweerder]@[naam advocatenkantoor].nl. Bovendien heeft verweerder in zijn e-mail aan klager meegedeeld dat diens zuster O zich tot hem had gewend naar aanleiding van de e-mail van klager van 27 juni 2019. Het was dus wel degelijk kenbaar van wie de e-mail afkomstig was.
Klachtonderdeel b)
4.3 Verweerder heeft erop gewezen dat alle kinderen partij dan wel belanghebbend waren en dat het niet toezenden van het verweerschrift aan de overige kinderen onjuist zou zijn geweest. Het verweerschrift zou ter zitting behandeld worden en dan is het wel zo plezierig als alle aanwezigen daarvan vooraf kennis hebben kunnen nemen.
5 BEOORDELING
5.1 Allereerst stelt de raad vast dat het gaat om een handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline komt aan een advocaat van de wederpartij van klager een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder redelijk doel. De raad zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Klachtonderdeel a)
5.2 Ingevolge Gedragsregel 9 dient een advocaat tegenover zijn cliënt en in zijn contacten met derden ervoor zorg te dragen dat geen misverstand kan bestaan over de hoedanigheid waarin hij in een gegeven situatie optreedt. Gelet op deze Gedragsregel mag van een advocaat worden verwacht dat, indien hij per e-mail met derden communiceert, uit zijn e-mail duidelijk blijkt in welke hoedanigheid hij deze derden benadert en dat de kantoorgegevens daarin vermeld staan. De raad is echter van oordeel dat in het onderhavige geval voor klager hierover geen verwarring had behoeven te ontstaan. Bij lezing van de e-mail blijkt dat deze afkomstig is van een advocatenkantoor. Het e-mailadres is: [naam verweerder]@[naam advocatenkantoor].nl. In de eerste zinsnede van de e-mail van verweerder is vermeld dat O en haar echtgenoot zich naar aanleiding van de e-mail van klager van 27 juni 2019 tot hem hebben gewend. Klager kon ook een bericht van een advocaat verwachten, nu hij in zijn e-mail van 27 juni 2019 zijn zuster O heeft geadviseerd om een jurist in te schakelen. Gelet op deze omstandigheden is van een schending van Gedragsregel 9 geen sprake en zal klachtonderdeel a) ongegrond worden verklaard.
Klachtonderdeel b)
5.3 De raad constateert dat het verweer van verweerder inzake klachtonderdeel b) betrekking heeft op de toezending in kopie aan alle broers en zussen van O van het verweerschrift ten behoeve van de zitting van de rechtbank Midden-Nederland. Klager heeft in reactie op dit verweer nadrukkelijk aangegeven dat zijn klacht niet ziet op toezending van dit verweerschrift, maar op de e-mail van 18 juli 2019 van verweerder. Het verweer behoeft derhalve geen verdere bespreking.
5.4 De raad stelt vast dat klager zijn e-mail van 27 juni 2019 aan zijn zuster O in kopie naar al zijn vijf andere broers en zussen heeft gezonden. Voorts constateert de raad dat verweerder zijn reactie daarop bij e-mail van 18 juli 2019 in kopie naar twee van deze broers en zussen heeft gestuurd. Klager heeft tijdens de zitting aangegeven dat zijn privacy is geschonden door het feit dat de reactie op zijn e-mail niet aan al zijn broers en zussen is gestuurd, maar aan een deel van deze groep. Naar de mening van klager had de e-mail ofwel alleen aan zijn zuster O ofwel in kopie aan alle broers en zusters moeten worden gestuurd. Hoewel het voor de raad niet duidelijk is geworden om welke reden in de e-mail van 18 juli 2019 een selectie is gemaakt uit de broers en zussen, vaststaat dat de kring van geadresseerden in ieder geval kleiner was dan in de e-mail van klager zelf. Niet valt in te zien hoe een beperking van de kring van geadresseerden ten opzichte van de kring van geadresseerden in de eerdere e-mail van klager een schending van de persoonlijke levenssfeer van klager zou kunnen opleveren. Klager kan evenmin worden gevolgd in zijn stelling dat de twee familieleden geen kopie van de e-mail van verweerder van 18 juli 2019 hadden mogen ontvangen omdat zij partij noch belanghebbende waren, nu klager zelf heeft gemeend zijn e-mail in kopie naar al zijn vijf overige zussen en broers te moeten zenden. Klachtonderdeel b) zal eveneens ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart beide klachtonderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. F.B.M. van Aanhold en W.W. Korteweg, leden, bijgestaan door mr. W.E. Markus-Burger als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 15 februari 2021