Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-02-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2021:44

Zaaknummer

21-109/A/NH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Klaagster heeft onvoldoende onderbouwd dat verweerder over vertrouwelijke informatie afkomstig van klaagster beschikt die hij tegen haar kan gebruiken.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam van  22 februari 2021 in de zaak 21-109/A/NH naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 20 januari 2021 met kenmerk td/ds/20-299/1233610, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 16.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klaagster heeft sinds januari 2019 een geschil met haar ouders.

1.2    Mr. D, de strafrechtadvocaat van klaagster, heeft blijkens diens declaratie telefonisch contact gehad met verweerder. In een e-mail van 16 januari 2019 heeft mr. D klaagster geschreven:

“Ik heb [verweerder] gesproken. Hij zal je morgen bellen om een en ander met je door te spreken. En je zo mogelijk telefonisch te adviseren.”

1.3    Verweerder staat de ouders van klaagster sinds augustus 2020 bij in het geschil met klaagster.

1.4    Bij e-mail van 18 augustus 2020 heeft de advocaat van klaagster, mr. K, verweerder namens klaagster verzocht de zaak van klaagsters ouders over te dragen aan een andere advocaat gelet op het telefoongesprek dat verweerder op 17 januari 2019 met klaagster heeft gehad. Verweerder heeft mr. K. hierop geantwoord dat en waarom hij aan dit verzoek niet voldoet.

1.5    Op 20 augustus 2020 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij de ouders van klaagster is blijven bijstaan in het geschil met klaagster. Hierdoor heeft hij in strijd gehandeld met de kernwaarden partijdigheid, integriteit en vertrouwelijkheid.

3    VERWEER

3.1    Verweerder voert verweer. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter stelt voorop dat een advocaat in het algemeen niet mag optreden tegen een voormalig cliënt. Dit volgt uit gedragsregel 15 lid 1. De advocaat dient zich niet in een situatie te begeven dat hij in een belangenconflict met zijn cliënt komt, terwijl de cliënt erop moet kunnen vertrouwen dat vertrouwelijke informatie niet tegen hem kan worden gebruikt.

4.2    Niet is in geschil dat klaagster geen cliënte van verweerder in de zin van gedragsregel 15 is geweest. Desondanks  is zij van mening dat hij niet tegen haar mag optreden in het geschil met haar ouders. Volgens klaagster heeft mr. D de zaak zowel per e-mail als telefonisch aan verweerder toegelicht en heeft zij zelf in een telefoongesprek op 17 januari 2019 uitgebreid met verweerder gesproken over de zaak. Daarbij heeft zij onder andere over haar visie op de zaak en op de gezondheidstoestand van haar ouders gegeven. Dat laatste is voor haar het zwaarwegendst. Klaagster heeft ook haar financiële situatie besproken met verweerder. Hij beschikt aldus over vertrouwelijke informatie die hij tegen haar kan gebruiken, aldus klaagster.

4.3    Verweerder voert aan dat het best zo kan zijn dat hij op 16 of 17 januari 2019 telefonisch contact heeft gehad met mr. D, maar dat hij daar geen enkele herinnering aan heeft. Hij weet ook niet of hij op 17 januari 2019 telefonisch contact heeft gehad met klaagster; in zijn agenda staat in ieder geval geen afspraak daartoe. Verweerder wil echter zonder meer aannemen dat klaagster hem op 17 januari 2019 telefonisch heeft gesproken en ook dat klaagster hem heeft benaderd als advocaat en niet als mediator. Verweerder krijgt vele verzoeken om informatie. Dit zal ook het geval zijn geweest met het telefoongesprek met mr. D en daarna met klaagster. In een dergelijk telefoongesprek kunnen nooit alle achtergronden, mitsen en maren en verdere afwegingen van een zaak worden besproken. Het kan zijn dat de door klaagster genoemde onderwerpen even aan de orde zijn geweest, maar een uitgebreide bespreking kan niet hebben plaatsgevonden gezien de kennelijk korte duur vande telefoongesprekken met mr. D en klaagster.  Verweerder heeft dan ook geen vertrouwelijke informatie meegedragen in de periode tussen januari 2019 tot medio augustus 2020. Er is geen enkele correspondentie of enig dossier vastgelegd respectievelijk aangelegd. Er is dan ook geen sprake van strijd met de door hem in acht te nemen vertrouwelijkheid van enige informatie van klaagster die hij in hoedanigheid van advocaat van haar ouders heeft kunnen gebruiken, aldus verweerder.

4.4    De voorzitter overweegt als volgt. Klaagster verwijt verweerder dat hij tegen haar is blijven optreden, terwijl hij over vertrouwelijke informatie beschikt die hij tegen haar kan gebruiken. Verweerder kan zich niet herinneren dat hij met mr. D over de zaak van klaagster heeft gesproken en ook niet dat hij op 17 januari 2019 met klaagster over de zaak heeft gesproken. Volgens verweerder kan het heel goed zijn dat het zo is, maar inhoudelijk heeft hij hier geen enkele herinnering aan. In een dergelijk geval, waarin de lezingen van partijen over de inhoud van de klacht uiteen lopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan die klacht in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust er niet op dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan het woord van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat is in deze zaak niet het geval. Naar het oordeel van de voorzitter heeft klaagster onvoldoende aannemelijk gemaakt dat verweerder beschikt over vertrouwelijke informatie die hij tegen haar kan gebruiken. De klacht is daarom kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2021.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 22 februari 2021