Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-01-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2021:37
Zaaknummer
20-380/DH/DH
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 25 januari 2021 in de zaak 20-380/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 5 augustus 2020 op de klacht van:
klager
gemachtigde: de heer Z. H(…)
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 6 oktober 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 18 mei 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K197 2019 ar/cw van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 5 augustus 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 5 augustus 2020 verzonden aan partijen.
1.4 Op 1 september 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 18 september 2020 ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 14 december 2020. Daarbij waren klager, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. De raad heeft verder kennis genomen van de e-mail van verweerder van 30 november 2020 en de daarbij gevoegde bijlagen.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.
2.2 De raad begrijpt dat klager zich op het standpunt stelt dat verweerder zijn belangen heeft veronachtzaamd en dat de voorzitter dat heeft miskend.
2.3 Klager heeft in verzet zijn bezwaren geuit tegen de gang van zaken in de procedure bij de kantonrechter in 2019.
2.4 Verweerder heeft er niet op toegezien dat de vordering in reconventie door de kantonrechter is behandeld.
2.5 Verweerder heeft op de zitting niet alle belangwekkende punten besproken, hij is op dit punt tekortgeschoten.
2.6 Verweerder heeft een inschattingsfout gemaakt; hij lijkt ervan uit te zijn gegaan dat het beroep van klager op nietigheid van besluiten van de vereniging van eigenaren (vve) tardief was, maar dat is niet zo. Voor verweerder was dit wel een belangrijk uitgangspunt om klager een schikking te adviseren.
2.7 Verweerder heeft het klager onvoldoende duidelijk gemaakt dat de schikking alleen zag op de vordering in conventie en niet ook op de vordering in reconventie. Verweerder is op dit punt tekortgeschoten in het informeren van klager en de voorzitter heeft dat miskend.
2.8 Volgens klager wordt er in randnummer 1.10 van de voorzittersbeslissing ten onrechte van uitgegaan dat de benoeming van bestuurder C vaststaat. Dit is volgens klager maar gedeeltelijk waar. Klager heeft in de procedure waarin verweerder hem bijstond wel de nietigheid van de benoeming van C ingeroepen. Omdat de zaak is geschikt heeft de rechter niet geoordeeld over (de nietigheid van) de benoeming van C.
2.9 Klager wilde wel schikken, maar slechts voor de verschuldigde bedragen. Hij wilde niet schikken ten aanzien van het geschil over de benoeming van C. Verweerder heeft klager hierover niet goed voorgelicht en dat is door de voorzitter miskend.
2.10 De voorzitter heeft miskend dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld.
2.11 Afgezien van dat wat hiervoor in 2.8 is weergegeven komt klager tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Over de in 2.3 weergegeven verzetgrond merkt de raad op dat verweerder bij de procedure in 2019 niet betrokken was. Deze verzetgrond ziet daarom niet op een gedraging van verweerder. Voor de in 2.8 weergegeven verzetgrond geldt dat in 1.10 van de voorzittersbeslissing niet het oordeel van de voorzitter is weergegeven, maar dat van de kantonrechter in het vonnis van 29 januari 2020.
4.4 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. J.H.M. Nijhuis en P.J.E.M. Nuiten, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 januari 2021.