Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-01-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2021:34

Zaaknummer

20-594/DH/DH

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 25 januari 2021 in de zaak 20-594/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 7 oktober 2020 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 7 januari 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 30 juli 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K002 2020 ar/cw van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 7 oktober 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 7 oktober 2020 verzonden aan partijen.

1.4    Op 9 oktober 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 9 oktober 2020 ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 14 december 2020. Daarbij was verweerder aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift van klager.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

2.2    Volgens klager is de beslissing van de voorzitter geheel onjuist, partijdig en ondeugdelijk.

2.3    In de uitspraak staat dat deze in het openbaar is gedaan, maar de uitspraak is in het geheim gedaan. Klager stelt dat hij op de hoogte gesteld moest worden van een zitting, maar hij heeft geen bericht ontvangen. Volgens klager is de voorzitter corrupt, net als alle andere rechters.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Klager is hiertegen niet opgekomen in verzet.

4    BEOORDELING

4.1    De raad verwerpt het standpunt van klager dat de voorzittersbeslissing niet openbaar is uitgesproken en licht dit als volgt toe. Klager is bij brief van 14 augustus 2020 ervan op de hoogte gesteld dat een eventuele voorzittersbeslissing uitgesproken zou worden op 7 oktober 2020. De voorzittersbeslissing is op 7 oktober 2020 naar klager gezonden en gelet op het op 9 oktober 2020 ingediende verzetschrift heeft klager de voorzittersbeslissing ook ontvangen. Gelet op dit alles is voldaan aan het vereiste van openbaarheid.

4.2    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.3    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline    verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. J.H.M. Nijhuis en P.J.E.M. Nuiten, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 januari 2021.