Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-02-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2021:39
Zaaknummer
20-463/A/NH
Inhoudsindicatie
Verzet niet-ontvankelijk.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 15 februari 2021
in de zaak 20-463/A/NH
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 3 augustus 2020 op de klacht van:
klaagster
gemachtigde: P.S. Kapralov
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 24 oktober 2019 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 19 juni 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk mb/re/19-441/1026296 digitaal van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 3 augustus 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 3 augustus 2020 verzonden aan klaagster en aan verweerster.
1.4 Op 15 september 2020 heeft de gemachtigde van klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 15 september 2020 ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 18 januari 2021. Daarbij was de gemachtigde van klaagster aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd, waaronder de brief van de deken van 19 juni 2020 met bijbehorende bijlagen, en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mails met bijlagen van de gemachtigde van klaagster van 12 en 18 januari 2021.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet komen neer op een herhaling van de klacht.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.
4 BEOORDELING
4.1 Artikel 46h Advocatenwet bepaalt dat verzet tegen de voorzittersbeslissing dient te worden ingesteld binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing en dat het verzet schriftelijk moet worden gedaan. In dit geval is de beslissing van de voorzitter van 3 augustus 2020 genomen en op dezelfde dag naar het postadres van klaagster verzonden. Ter zitting van de raad heeft de gemachtigde van klaagster geen eenduidige verklaringen afgelegd over de ontvangst van de beslissing door klaagster. Hij heeft onder meer verklaard dat klaagster contact met hem heeft opgenomen, maar dat hij met vakantie was. Ook heeft de gemachtigde van klaagster verklaard dat hij zich niet meer goed herinnert hoe een en ander is gegaan. Onder deze omstandigheden houdt de raad het ervoor dat klaagster de beslissing heeft ontvangen. De raad volgt de gemachtigde niet in zijn betoog dat de beslissing aan hem had moeten worden verzonden, omdat hij in de klachtprocedure al de gemachtigde van klaagster zou zijn geweest. Hiertoe is van belang dat in de aanbiedingsbrief van de deken van 19 juni 2020 aan de raad uitsluitend de adresgegevens van klaagster staan vermeld en dat daarin geen melding wordt gemaakt van (adresgegevens van) een gemachtigde. De gemachtigde heeft in verzet twee machtigingen overgelegd, maar deze machtigingen ontbreken in het klachtdossier dat de deken aan de raad heeft gezonden. De gemachtigde van klaagster heeft ook niet onderbouwd dat hij deze machtigingen ook aan de Orde van Advocaten heeft verzonden en dat hij aldus als gemachtigde is aangemerkt. Dat de Orde van Advocaten behalve rechtsreeks met klaagster ook met hem heeft gecorrespondeerd, betekent niet dat hij in de klachtprocedure klaagster vertegenwoordigde en door de raad als gemachtigde zou moeten worden aangemerkt. Inmiddels heeft de gemachtigde van klaagster zich als gemachtigde van klaagster aan de raad gepresenteerd en aan de raad een machtiging van klaagster (voor de periode van 14 januari 2021 tot 31 december 2021) gestuurd. Zoals ter zitting met de gemachtigde van klaagster afgesproken zal de raad deze beslissing zowel rechtsreeks naar klaagster als naar de gemachtigde van klaagster sturen.
4.2 Uit 4.1 volgt dat de termijn van dertig dagen begint te lopen de dag na verzending van de beslissing, te weten 4 augustus 2020. De termijn eindigt dus op 2 september 2020. Het verzetschrift is op 15 september 2020 op de griffie binnengekomen, en dus te laat.
4.3 Onder bijzondere omstandigheden kan er aanleiding zijn om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Ter zitting van de raad heeft de gemachtigde van klaagster verklaard dat hij eind augustus 2020 van vakantie is teruggekomen en dat hij na advies van een advocaat over de tijdigheid van het verzet, het verzetschrift heeft ingediend. Naar het oordeel van de raad leidt hetgeen de gemachtigde van klaagster heeft aangevoerd niet tot het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. Dat de gemachtigde pas na terugkomst van zijn vakantie eind augustus 2020 op de hoogte is geraakt van de beslissing van 3 augustus 2020, dient voor zijn rekening en risico te komen. Het is aan de gemachtigde om zorg te dragen voor vervanging tijdens zijn afwezigheid. Voorts valt niet in te zien waarom hij niet direct na terugkomst van vakantie eind augustus 2020 verzet heeft ingesteld. De gevolgen van zijn keuze om eerst advies van een advocaat in te winnen dienen eveneens voor zijn risico te komen. Het verzet is niet-ontvankelijk.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, voorzitter, mrs. P. van Lingen en E.M.J. van Nieuwenhuizen, leden, bijgestaan door mr. G. Panday als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 februari 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 15 februari 2021
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.