Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-02-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2021:32
Zaaknummer
20-881/DB/OB
Inhoudsindicatie
Klacht tegen verweerster in haar hoedanigheid van bijzonder curator over de zoon van klaagster. Het moge zo zijn dat klaagster zich niet kon vinden in het advies van verweerster aan de rechtbank, maar dat maakt niet dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klaagster heeft in de procedure op het advies kunnen reageren. Verweerster heeft evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door uitstel te vragen. Dat verweerster zich anderszins zodanig heeft gedragen dat zij het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad is niet gebleken. Kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 15 februari 2021
in de zaak 20-881/DB/OB
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de e-mail van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 20 november 2020 met kenmerk 48|20|011K en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klaagster is verwikkeld (geweest) in een echtscheidingsprocedure met haar ex-echtgenoot, hierna: “de man”. Klaagster werd eerst bijgestaan door mr. BA en daarna door mr. TD. Bij beschikking d.d. 2 juli 2018 van de rechtbank Oost-Brabant is verweerster benoemd tot bijzondere curator over de zoon van klaagster. De zoon was op dat moment nog minderjarig en is op 1 september 2020 meerderjarig geworden.
1.2 De rechtbank heeft de bijzondere curator verzocht om een aantal onderzoeksvragen te beantwoorden en op 27 juli 2018 van de onderzoeksresultaten verslag uit de brengen aan de rechtbank.
1.3 In het kader van het door verweerster te verrichten onderzoek heeft zij op 9 juli 2018 gesproken met klaagster en de zoon en op 12 juli 2018 met de man. Op 26 juli 2018 hebben verweerster, de zoon en de man met elkaar gesproken onder het genot van een maaltijd. Na afloop heeft verweerster de zoon thuisgebracht en met klaagster gesproken.
1.4 Verweerster heeft uitstel gevraagd voor het indienen van het rapport. Op 5 september 2018 heeft verweerster haar rapportage ingediend bij de rechtbank. Verweerster heeft voorgesteld dat de rechtbank een regeling vastlegt, inhoudende dat de zoon eens per veertien dagen op zaterdag of zondag van 11.00 tot 20.00 uur contact heeft met de man. Ook heeft verweerster geadviseerd dat een systeemtherapeut met klaagster, de man en de zoon aan de slag gaat en dat de zoon wordt begeleid door een coach.
1.5 De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 20 september 2018 te reageren op het rapport. Klaagsters advocaat heeft bij brief d.d. 19 september 2018 namens klaagster gereageerd op het rapport.
1.6 Op 7 december 2018 heeft de mondelinge behandeling van het echtscheidingsverzoek plaatsgevonden. Tijdens deze mondelinge behandeling was ook verweerster in haar hoedanigheid van bijzondere curator van de zoon aanwezig.
1.7 Bij beschikking d.d. 18 januari 2019 heeft de rechtbank onder meer de echtscheiding uitgesproken, bepaald dat de zoon zijn hoofdverblijfplaats zal hebben bij klaagster en met inachtneming van het advies van verweerster een zorgregeling vastgesteld.
1.8 Klaagster heeft bij brief van 22 januari 2020 bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende.
Verweerster heeft in haar hoedanigheid van bijzondere curator zodanig gehandeld dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.
2.2 Toelichting
Verweerster heeft klaagster overvallen met een plotseling huisbezoek waarbij zij een glas wijn dronk en aan klaagster de wensen van de man en de zoon mededeelde waarna zij, al butsend tegen de stoepranden, met de auto naar huis vertrok. De zoon was hiervan getuige. Verweerster heeft klaagster gediscrimineerd doordat zij in haar rapport de woorden “gezien de achtergrond van moeder” heeft gebruikt. Verweerster heeft klaagster al meerdere malen schreeuwend en vloekend volledig genegeerd. Verweerster heeft steeds in de avonduren en soms ook na bedtijd contact gezocht met de zoon en wilde alleen via hem een afspraak met klaagster afstemmen. Verweerster heeft veelvuldig contact gehad met de man en diens advocaat terwijl het contact met klaagster zich beperkte tot een kennismakingsgesprek en het plotselinge huisbezoek. Verweerster heeft geen enkel respect getoond voor klaagsters levenloos geboren tweeling. Verweerster heeft meerdere keren om uitstel verzocht voor het inleveren van haar rapport ondanks het feit dat de zoon had gevraagd om dit zo snel als mogelijk af te wikkelen. Verweerster heeft een eenzijdig verhaal gepresenteerd aan de kinderrechter. Verweerster heeft verzuimd nazorg te verlenen. Verweerster heeft een onvolledig rapport van mevrouw Z ingediend. Verweerster heeft de wens van de zoon, om geen verplichte bezoekregeling te hebben, genegeerd. Verweerster heeft met haar rapport de rechter tot een besluit laten komen dat vergaande consequenties voor de zoon heeft. Verweerster heeft ondeskundig gerapporteerd. Verweerster heeft in haar reactie op de klacht voortgeborduurd op onwaarheden. Verweerster heeft gehoor gegeven aan de wensen van de man. Verweerster heeft klaagster volledig buitengesloten. Verweerster heeft zich slechts eenmaal tot klaagster gewend. Verweerster heeft niet de toegezegde informatie over VP aan de zoon verstrekt.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Verweerster is door de rechtbank benoemd tot bijzondere curator van klagers zoon. Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, zoals die van bijzondere curator, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Als de advocaat zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit betekent dat de vraag voorligt of verweerster zich bij de vervulling van die functie op de punten die in deze klachtzaak aan de orde zijn zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.
4.2 De voorzitter constateert dat de feiten die door klaagster zijn gesteld en ten grondslag liggen aan de klacht uitdrukkelijk door verweerster zijn betwist. De lezingen van klaagster en verweerster omtrent de contacten die tussen klaagster, de zoon, de man en verweerster hebben plaatsgevonden staan lijnrecht tegenover elkaar. In dergelijke gevallen, waarin de lezingen van partijen omtrent de inhoud van de klacht uiteen lopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan die klacht c.q. dat klachtonderdeel in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan het woord van verweerster, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat nu is in deze zaak niet het geval. Dat verweerster zich jegens of over klaagster en de zoon op ongepaste of respectloze wijze heeft uitgelaten is niet gebleken. De voorzitter kan kortom niet vaststellen dat verweerster in haar contacten met klaagster, de zoon en de man het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad.
4.3 Het is de voorzitter op grond van de dossierstukken evenmin gebleken dat verweerster zich anderszins bij de vervulling van haar functie als bijzondere curator zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. De voorzitter overweegt dat verweerster als bijzondere curator van de zoon alleen de belangen van de zoon diende te behartigen en niet (ook) die van klaagster. In dat verband heeft verweerster zich alleen hoeven houden aan de onderzoeksvragen zoals de rechtbank die had geformuleerd. De rechtbank heeft aanleiding gezien op verzoek van verweerster uitstel te verlenen voor het indienen van het verslag. Het verzoeken om uitstel maakt niet dat sprake is van klachtwaardig handelen jegens klaagster. Het moge zo zijn dat klaagster zich niet kon vinden in de inhoud van het door verweerster aan de rechtbank uitgebrachte rapport, maar dat betekent niet dat verweerster het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Klaagster is tijdens de gerechtelijke procedure in de gelegenheid gesteld om op de inhoud van het rapport te reageren en zich uit te laten over het optreden van verweerster. Indien en voor zover klaagster zich niet kon vinden in de inhoud van het rapport of het optreden van verweerster had zij dan wel haar advocaat dit in de gerechtelijke procedure naar voren kunnen brengen. Het is niet aan de tuchtrechter om over de juistheid van de inhoud van het rapport te oordelen.
4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.
5 BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - van de Langenberg als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2021.
Griffier Voorzitter