Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-01-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2021:12

Zaaknummer

20-126

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Alle klachten die zien op het handelen van verweerster als piketadvocaat zijn ongegrond verklaard.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 25 januari 2021

in de zaak 20-126/AL/GLD

naar aanleiding van de klacht van:

 

klagers

over

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 2 januari 2019 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 19 februari 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K19/02 van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 16 november 2020. Daarbij waren klagers sub 1 en 2 en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 36. Ook heeft de raad kennisgenomen van een e-mail van klagers van 1 november 2020 met bijlage.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    De klacht ziet op het optreden van verweerster als piketadvocaat van klaagster sub 3. Klaagster sub 3 was toen 13 jaar oud. Klagers sub 1 en 2 zijn de ouders van klaagster sub 3.

2.3    Klaagster sub 3 is in de middag van 25 april 2018 samen met twee andere minderjarigen aangehouden als verdachte van winkeldiefstal in vereniging. Klaagster sub 3 is overgebracht naar het politiebureau te Apeldoorn en is vervolgens opgehouden in een cel.

2.4    Om 16.43 uur heeft de politie een melding consultatiebijstand verstuurd naar de piketcentrale, die de melding vervolgens heeft uitgezet. Verweerster is later die dag op het politiebureau te Apeldoorn verschenen en heeft klaagster sub 3 consultatiebijstand verleend.

2.5    Klaagster is na de consultatiebijstand door de politie verhoord. Klagers sub 1 en 2 waren daar bij aanwezig. Verweerster was daar niet bij aanwezig.

2.6    Klaagster sub 3 is die avond rond 22.00 uur heengezonden. De zaak tegen klaagster sub 3 is uiteindelijk geseponeerd met de code 01 (is: ten onrechte als verdachte aangemerkt).

2.7    Bij e-mail van 2 januari 2019 hebben klagers vervolgens een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken van het arrondissement Gelderland.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    te laat op het politiebureau te verschijnen voor de piketbijstand;

b)    kwalitatief onvoldoende bijstand te verlenen aan klaagster sub 3;

c)    ondanks een tegenstijdig belang tussen drie verdachten, voor alle drie de verdachten op te treden;

d)    in strijd met de privacywetgeving een volledig strafdossier aan klagers toe te zenden, waarin onder andere informatie van de andere verdachten was opgenomen;

e)    ten onrechte niet aan te tonen dat zij de desbetreffende dag piketdienst had en niet aan te tonen wanneer zij de piketmelding heeft ontvangen en heeft geaccepteerd.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.

Klachtonderdeel a)

4.2    Verweerster is niet te laat verschenen op het politiebureau. Daarnaast is het niet aan de tuchtrechter om te beoordelen of een piketadvocaat zich heeft gehouden aan het piketreglement.

Klachtonderdeel b)

4.3    Verweerster heeft in haar rol als piketadvocaat alles gedaan voor klaagster sub 3 wat in die fase van het strafproces redelijkerwijs tot de mogelijkheden behoorde en wat van haar kon worden verlangd.

Klachtonderdeel c)

4.4    Er was bij de piketmelding niet aangegeven dat er sprak was van collusiegevaar. Daarnaast blijkt van een eventueel collusiegevaar pas tijdens de consultatiebijstand.

Klachtonderdeel d)

4.5    Verweerster heeft slechts op verzoek van klagers het strafdossier verschaft zoals haar dat was verstrekt door het OM. Zij ziet niet in welke gedragsregel zij hiermee zou hebben overtreden.

Klachtonderdeel e)

4.6    Verweerster heeft al het mogelijke gedaan om aan te tonen dat zij die dag piketdienst had en zij heeft getracht te achterhalen wanneer zij de piketmelding heeft ontvangen en heeft geaccepteerd.

 

5    BEOORDELING

5.1    De klachtonderdelen zien op het handelen van verweerster als piketadvocaat. De raad hanteert als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32).

5.2    Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De raad toetst daarom of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijke handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:80).

Klachtonderdeel a)

5.3    De raad overweegt hierover als volgt. Anders dan verweerster heeft gesteld, kan de raad wel degelijk een oordeel geven over de termijn binnen welke een advocaat aanwezig dient te zijn op het politiebureau na een piketmelding. De door klagers genoemde bepaling in het Reglement Piket Raad voor Rechtsbijstand zou daarvoor een richtlijn kunnen geven, maar dat is geen hanteerbaar criterium omdat daarin enkel is bepaald dat de advocaat rechtsbijstand verleent binnen twee uur nadat de opsporingsdienst de melding consultatiebijstand naar de Raad heeft gezonden. De raad heeft ook acht geslagen op artikel 37 sub d. van het Internationaal verdrag inzake de rechten van het kind, waarin is bepaald dat ieder kind dat van zijn of haar vrijheid is beroofd het recht heeft onverwijld te beschikken over juridische en andere passende bijstand.

5.4    De raad is onder meer gelet op deze bepalingen van oordeel dat de bovengenoemde professionele standaard inhoudt dat een advocaat in een strafzaak waarbij een minderjarige betrokken is die van zijn of haar vrijheid is beroofd, in beginsel binnen twee uur nadat hij of zij de piketmelding heeft ontvangen, op het politiebureau dient te zijn, of in ieder geval binnen die termijn telefonisch contact met het kind moet hebben opgenomen.

5.5    Om te kunnen concluderen dat verweerster zich in deze zaak niet aan deze termijn heeft gehouden, dient met voldoende zekerheid te worden vastgesteld op welk tijdstip verweerster op het politiebureau is aangekomen. Klagers sub 1 en 2 hebben verklaard dat zij verweerster omstreeks 19.30 uur het politiebureau in zagen lopen. Verweerster heeft ter zitting verklaard dat zij voortvarend naar het politiebureau is gegaan, maar dat zij niet weet niet op welk tijdstip zij daar is gearriveerd. Klagers sub 1 en 2 hebben in het dossier verwezen naar stukken in het strafdossier waarin staat dat verweerster vanaf 18.40 uur consultatiebijstand heeft verleend aan de drie minderjarige verdachten onder wie klaagster sub 3.

5.6    De raad is van oordeel dat gelet op deze tegenstijdige verklaringen en tijdstippen niet kan worden vastgesteld op welk tijdstip verweerster precies op het politiebureau is aangekomen en dus ook niet of verweerster te laat of niet onverwijld was. Dit klachtonderdeel zal daarom ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel b)

5.7    Klagers verwijten verweerster dat zij kwalitatief onvoldoende bijstand aan klaagster sub 3 heeft verleend. Klagers hebben onder meer aangevoerd dat het gesprek tussen verweerster en klaagster sub 3 slechts enkele minuten heeft geduurd en dat zij geen verhoorbijstand heeft verleend. Ook zou verweerster klaagster sub 3 onvoldoende hebben voorbereid op het verhoor. Daarnaast heeft verweerster er niet op toegezien dat de rechten van klaagster sub 3 niet door politie en justitie werden geschonden. Ook heeft zij verkeerde informatie aan klagers sub 1 en 2 verschaft door aan te geven dat zij geen recht op toegang tot klaagster sub 3 hadden, aldus klagers.

5.8    De raad stelt vast dat dit klachtonderdeel ten dele berust op verwachtingen van klagers die een piketadvocaat niet kan waarmaken. Zoals verweerster ook heeft opgemerkt, heeft een piketadvocaat in de consultatiefase niet de beschikking over (alle) processtukken, heeft een piketadvocaat in deze fase van het strafproces geen of weinig invloed op het verloop van de procedure en wordt door de politie en justitie bepaald hoe het contact tussen de ouders en de minderjarige verdachte verloopt.

5.9    De verwijten dat verweerster klaagster sub 3 onvoldoende heeft voorbereid op het verhoor en dat zij niet heeft toegezien dat haar rechten niet zouden worden geschonden, zijn - mede gelet op het verweer van verweerster en hetgeen de raad onder 5.4 heeft overwogen - onvoldoende onderbouwd.

5.10    Met betrekking tot het verwijt over het geven van verkeerde informatie, heeft verweerster opgemerkt dat zij klaagster 3 en haar ouders heeft verteld dat óf verweerster óf de ouders bij het verhoor aanwezig mochten zijn. Klagers hebben gekozen om aanwezig te zijn bij het verhoor, aldus verweerster. Gelet op het bovenstaande is de juistheid van dit verwijt en daarmee de gegrondheid van de klacht niet komen vast te staan.

5.11    Gelet op het bovenstaande zal de raad dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel c)

5.12    De raad stelt voorop dat het niet ongebruikelijk is dat een advocaat meerdere verdachten in dezelfde zaak bijstaat. In deze zaak kreeg verweerder de piketmeldingen van de drie verdachten. Op die meldingen stond niet vermeld dat er sprake was van tegenstrijdige belangen. Vervolgens heeft zij de drie verdachten consultatiebijstand verleend en daarna geoordeeld dat zij – in ieder geval in de piketfase – alle drie de verdachten kon bijstaan. Gelet op deze gang en omdat de raad geen kennis heeft van het strafdossier, is niet gebleken dat verweerster door alle drie de verdachten bij te staan, tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. 

Klachtonderdeel d)

5.13    Klagers verwijten verweerster dat zij een volledig strafdossier aan klagers hebben toegezonden, waarin onder andere informatie van de andere verdachten was opgenomen. Volgens klagers is dat in strijd met de privacywetgeving. De raad overweegt dat het verstrekken van het gehele strafdossier aan procespartijen de gebruikelijke gang van zaken is in strafzaken. Het is juist in het belang van die partijen om alle stukken te ontvangen. Gelet op de uitzonderingsgrond genoemd in artikel 33, eerste lid, onder a van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming is het toezenden van het procesdossier ook niet in strijd met de privacywetgeving. De raad zal dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel e)

5.14    De raad overweegt dat verweerster de ‘Verklaring optreden strafpiket’ van de Raad voor Rechtsbijstand aan klagers heeft gestuurd. Verweerster heeft daarmee aangetoond dat zij die dag piketdienst had. Bovendien valt niet in te zien hoe zij van de zaak van klaagster sub 3 kon weten als zij geen piketdienst zou hebben gehad. Uit het dossier blijkt voorts dat verweerster de door klagers verzochte tijden heeft geprobeerd te achterhalen. Dat is niet gelukt, maar dat betekent niet dat verweerster een tuchtrechtelijk verwijt treft. Een feitelijke grondslag voor een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen ontbreekt. De raad zal ook dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. F.L.M. Broeders en F.E.J. Janzing, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2021.

 

griffier                                                 voorzitter

 

Verzonden d.d. 25 januari 2021