Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-01-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2021:26
Zaaknummer
20-1010/A/A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over verweerster in de hoedanigheid van advocaat-onderzoeker. De voorzitter is op grond van de dossierstukken van oordeel dat verweerster zich in haar hoedanigheid van onderzoeker niet zodanig heeft gedragen dat zij het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 25 januari 2021 in de zaak 20-1010/A/A naar aanleiding van de klacht van:
klagers
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 16 december 2020 met kenmerk 1222368/EJH/YH, door de raad ontvangen op dezelfde datum ontvangen, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerster heeft, als partner van het advocatenkantoor waar zij aan is verbonden, in opdracht van de gemeente Deurne een integriteitsonderzoek verricht en op 20 februari 2020 afgerond.
1.2 Het integriteitsonderzoek vond plaats naar aanleiding van een door klagers ingediende klacht over het beweerdelijk strafbaar handelen van een wethouder van de gemeente Deurne.
1.3 In het onderzoeksrapport van verweerster zijn klagers in het ongelijk gesteld. Over de inzage in het conceptrapport en het tekenen van een geheimhoudingsverklaring hebben klagers en verweerster per e-mail gecorrespondeerd.
1.4 Op 24 december 2019 om 15:22 uur heeft klager 2 onder meer het volgende aan verweerster gemaild:
‘Tekenen voor geheimhouding is geen probleem, waarbij ik ook zal instaan voor de opdrachtnemer-deskundige op wiens wetenschappelijke expertise ik zo nodig een beroep zal doen binnen mijn verantwoording. Wees gerust, ik werk in het vastgoed ook frequent met formele geheimhouding en verantwoording bij grote belangen, en in dit traject is deze behandeling ook terecht. Geen probleem dus.’
1.5 Op 24 december 2019 om 16:10 uur heeft verweerster onder meer het volgende aan klager 2 gemaild:
‘De inzagemogelijkheid geschiedt conform het Protocol, dwz dat inzage in de conceptrapportage open staat voor uw cliënt en u, maar niet voor een door u in te schakelen deskundige. Inzage geschiedt op locatie. (…) geeft bovendien geen toestemming om concepten te gebruiken. Concepten kunnen namelijk nog wijzigen, ook doordat anderen nog input geven.’
1.6 Op 27 december 2019 om 15:41 uur heeft klager 2 onder meer het volgende aan verweerster gemaild:
‘[Klager 1] wil er zo niet in mee. Hij wil door slechte ervaringen met de gemeente niets tekenen over een document dat na direct inzien nog flink gewijzigd kan worden zonder dat dat achteraf bewijsbaar is. Hij vreest simpel gezegd dat het stuk dan op aandrang vanuit uw opdrachtgever nog wezenlijk aangepast kan worden om de betrokken wethouder verder te beschermen zoals tot dusver is gebeurd. Na het naar buiten komen van uw definitieve rapport kan dan ruis ontstaan over strekking van zijn mening daarover. Als dit niet anders kan willen we dat perse vermijden.
(…)
De afhoudende reactie ondersteunt het door mij gedane verzoek om een concept te ontvangen om te behouden, waarbij u vooraf zekerheid hebt dat het onder de geheimhouding valt. Dat was een oplossing geweest voor de geschetste argwaan
(…)
Als we dan na uitkomen van het rapport aanleiding zien inhoudelijk te reageren doen we dat wel bij de gemeenteraad.
1.7 Op 27 december 2019 om 15:41 uur heeft klager 2 onder meer het volgende aan verweerster gemaild:
‘Uw e-mail is in goede orde ontvangen. Uw e-mail zal, conform het verzoek van u en uw cliënt, worden aangehecht aan het rapport als bevattende de reden waarom u en uw cliënt ervoor hebben gekozen niet over te gaan tot inzage in de conceptrapportage.’
1.8 Op 7 juli 2020 heeft verweerster de onderzoeksbevindingen tijdens een openbare vergadering van de gemeenteraad van de gemeente Deurne toegelicht.
1.9 Klagers zijn het niet eens met de uitlatingen die verweerster tijdens de raadsvergadering publiekelijk heeft gedaan.
1.10 Op 28 juli 2020 hebben klagers bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerster dat zij tijdens de raadsvergadering een als lasterlijk ervaren leugen heeft verkondigd waardoor klagers in hun eer en goede naam zijn aangetast.
2.2 Klagers hebben in hun klacht onder meer toegelicht dat verweerster tijdens de raadsvergadering heeft gemeld dat zij geheimhouding hebben geweigerd ten aanzien van het concept-onderzoeksrapport in de fase van wederhoor. Volgens klagers blijkt uit de stukken duidelijk het tegenovergestelde. Omdat verweerster rectificatie heeft geweigerd, is de melding van verweerster kwaadaardig bedoeld geweest en heeft verweerster klagers als onfatsoenlijke querulanten willen afficheren bij de gemeenteraad en bij het publiek.
2.3 De voorzitter zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, op de stukken en stellingen van klagers ingaan.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd en betwist dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Volgens verweerster is met klagers uitgebreid per e-mail gecorrespondeerd over de geheimhouding ten aanzien van het conceptrapport. Waar klagers eerst bereid waren om een geheimhoudingsverklaring te ondertekenen, hebben klagers dit later geweigerd, omdat zij het conceptrapport wilden kunnen voorleggen aan een door hen aan te wijzen deskundige en later te kunnen gebruiken als bewijs als zij dat nodig vonden. Omdat haar advocatenkantoor bleef vasthouden aan volledige geheimhouding hebben klagers volgens verweerster uiteindelijk aangegeven geen geheimhoudingsverklaring te willen ondertekenen. Volgens verweerster heeft zij hieraan gerefereerd tijdens de raadsvergadering en is van laster geen sprake geweest.
3.2 De voorzitter zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht gaat over het handelen van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat-onderzoeker die in opdracht van de gemeente Deurne een integriteitsonderzoek heeft verricht. Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, zoals die van onderzoeker, blijft voor haar het advocatentuchtrecht gelden. Het criterium waaraan het handelen van een advocaat die optreedt in een andere hoedanigheid wordt getoetst, is echter een beperkter criterium dan dat waaraan het handelen van een advocaat als zodanig wordt getoetst. Getoetst wordt namelijk slechts of de advocaat zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad.
4.2 De voorzitter is op grond van de dossierstukken, waaronder de e-mailcorrespondentie tussen klagers en verweerster op 24 en 27 december 2019, van oordeel dat verweerster zich in haar hoedanigheid van onderzoeker niet zodanig heeft gedragen dat zij het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Hoewel klagers in eerste instantie bereid waren om te tekenen voor geheimhouding (zie 1.4) waren zij dat later niet meer, omdat zij het conceptrapport alleen op een bepaalde locatie konden inzien en een door hen in te schakelen deskundige geen kennis van het conceptrapport mocht nemen (zie 1.5 en 1.6). De mededeling van verweerster tijdens de raadsvergadering van 7 juli 2020 dat klagers niet bereid waren een geheimhoudingsverklaring te tekenen ten aanzien van de inzage van het conceptrapport is dan ook niet in strijd met de waarheid en ook niet onnodig grievend ten aanzien van klagers. Dat klagers deze mededeling van verweerster op de openbare raadsvergadering als lasterlijk hebben ervaren, betekent niet dat verweerster door het doen van deze mededeling zich zodanig heeft gedragen dat zij daarmee het vertrouwen in de advocaat heeft geschaad. Daarom zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden