Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-02-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2021:14
Zaaknummer
19-800
Inhoudsindicatie
Ongegrond verzet.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 1 februari 2021
in de zaak 19-800/AL/MN
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 16 maart 2020 op de klacht van:
klager
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 15 februari 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 26 november 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 816427/MM/AS/sd, van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 16 maart 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op diezelfde dag verzonden aan partijen.
1.4 Op 15 april 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde dag ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 4 december 2020. Daarbij waren klager met zijn gemachtigde, en verweerder met zijn gemachtigde aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klager van 19 november 2020.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.
- Verweerder was in de onderhavige zaak verplicht om te reageren op de correspondentie van klager.
- Verweerder had niet mogen afgaan op de juistheid van de door zijn cliënte verstrekte informatie.
- Klager is onevenredig in zijn belangen geschaad door de door verweerder gegeven reactietermijnen.
- Het oordeel van de voorzitter dat er geen bijzondere omstandigheden of concrete feiten bestaan waaruit zou volgen dat van verweerder had moeten worden verwacht dat hij klager over de beëindiging van zijn opdracht zou hebben ingelicht, is onjuist.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. In het bijzonder met betrekking tot klachtonderdeel 3 overweegt de raad – net als de voorzitter – dat de aan klager door verweerder gegeven reactietermijnen erg kort waren. Klager is daardoor echter niet onevenredig in zijn belangen geschaad zonder dat daarmee een redelijk doel werd gediend. De voorzitter heeft de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. G.N. Paanakker, M.J.J.M. van Roosmalen, H.K. Scholtens, P.S. van Zandbergen, leden, bijgestaan door
mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 1 februari 2021