Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-01-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2021:25
Zaaknummer
20-1009/A/A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht van advocaat over advocaat wederpartij. Geen sprake van strijd met gedragsregel 25 lid 1.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 25 januari 2021 in de zaak 20-1009/A/A naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
gemachtigde: mr. P.C.J. Twaalfhoven
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 16 december 2020 met kenmerk 2020-1110342/EJH/AB, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is advocaat. Zijn cliënt en diens vrouw hebben een woning in Amsterdam gekocht en geleverd gekregen van de cliënte van mr. M, een kantoorgenote van verweerster. In verband met een aansprakelijkstelling vanwege verborgen gebreken heeft de cliënt van klager de cliënte van mr. M. in de gelegenheid gesteld de woning te inspecteren op 7 april 2020 om 14:00 uur. Verweerster was bij die inspectie aanwezig, mr. M. niet en klager niet.
1.2 Op 7 april 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij zich in strijd met gedragsregel 25 lid 1 tijdens de inspectie van de woning rechtstreeks met de cliënt van klager heeft verstaan zonder klagers toestemming, terwijl zij op basis van de correspondentie wist dat klager zijn advocaat was.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter begrijpt de klacht zo dat alleen wordt geklaagd over schending van gedragsregel 25 lid 1 en niet over de inhoud van hetgeen verweerster tegen de cliënt van klager heeft gezegd of de door haar daarbij gebruikte bewoordingen (waarover klager overigens ook niet kan klagen). In gedragsregel 25 lid 1 is bepaald dat de advocaat zich met een partij betreffende een aangelegenheid waarin deze naar hij weet door een advocaat wordt bijgestaan, niet anders in verbinding stelt dan door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze laatste hem toestemming geeft rechtstreeks met die partij in verbinding te treden.
4.2 Verweerster heeft aangevoerd dat de afspraak voor de inspectie schriftelijk is gemaakt tussen klager en haar kantoorgenote mr. M. Omdat mr. M niet in Amsterdam woonachtig is en het lastig voor haar was om bij de inspectie aanwezig te zijn, was verweerster in haar plaats bij de inspectie aanwezig. Nu de afspraak via de advocaten tot stand was gekomen, ging verweerster ervan uit dat klager ook bij de inspectie aanwezig zou zijn. De inspectie zou plaatsvinden om 14:00 uur. Verweerster was rond 13:50 uur aanwezig. Er werd niet opengedaan. Net na 14:00 uur werd er ook niet opengedaan. Verweerster heeft daarop mr. M gebeld met de vraag of zij klager wilde bellen. Mr. M heeft klager om 14:03 uur gesproken en hem desgevraagd meegedeeld dat zij niet bij de inspectie aanwezig kon zijn, maar dat verweerster er wel bij was. Klager heeft in dat telefoongesprek geen bezwaar gemaakt tegen de aanwezigheid van verweerster bij de inspectie. Nadat de cliënt van klager was gearriveerd heeft hij telefonisch contact gehad met klager en kennelijk de aanwezigheid van verweerster besproken. Klager heeft ook toen geen bezwaar gemaakt tegen de aanwezigheid van verweerster bij de inspectie. Verweerster heeft uit deze gang van zaken begrepen en mogen begrijpen dat klager ermee instemde dat zij aanwezig was bij de inspectie, aldus verweerster.
4.3 De voorzitter overweegt als volgt. Niet is in geschil dat de afspraak voor de inspectie door de advocaten is gemaakt. Het is dan ook niet onbegrijpelijk dat verweerster ervan uit ging dat klager bij de inspectie aanwezig zou zijn. Verweerster heeft voorts onbetwist gesteld dat mr. M klager telefonisch heeft meegedeeld dat verweerster bij de inspectie aanwezig was en dat hij daartegen geen bezwaar heeft gemaakt. Gelet op deze omstandigheden mocht verweerster ervan uitgaan dat klager er geen bezwaar tegen had dat verweerster bij de inspectie aanwezig zou zijn (en met zijn cliënt communiceerde). Van schending van gedragsregel 25 lid 1 is daarom geen sprake. De klacht is kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden op 25 januari 2021