Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-01-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2021:27

Zaaknummer

19-771/DH/RO

Inhoudsindicatie

Verzet niet-ontvankelijk

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 18 januari 2021 in de zaak 19-771/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 29 januari 2020 op de klacht van:

 

klager

 

over:

 

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 22 maart 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 8 november 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2019/75 edg/mb van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 29 januari 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 29 januari 2020 verzonden aan partijen.

1.4    Op 1 maart 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 1 maart 2020 ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 7 december 2020. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennis genomen van de e-mail met bijlagen van klager van 15 november 2020.

 

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.

2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

 

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

 

4    BEOORDELING

4.1    Op grond van de artikelen 46j en 46h Advocatenwet moet het verzet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van de voorzittersbeslissing worden ingesteld. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van de verzending van de beslissing, in dit geval op 30 januari 2020. Het verzet diende uiterlijk op de dertigste dag van de verzettermijn door de griffie te zijn ontvangen, in dit geval dus uiterlijk op 28 februari 2020. De griffie heeft het verzetschrift op 1 maart 2020 ontvangen. Dit is na afloop van de verzettermijn en dus te laat.

4.2    De door klager geschetste persoonlijke omstandigheden leveren naar het oordeel van de raad geen bijzondere omstandigheden op die de termijnoverschrijding rechtvaardigen.

4.3    De raad zal het verzet dan ook niet-ontvankelijk verklaren en komt dus niet toe aan een inhoudelijke behandeling daarvan.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

 

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 januari 2021.