Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-02-2021
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2021:21
Zaaknummer
200233
Inhoudsindicatie
Artikel 13 verzoek. Op verzoek van klager heeft de deken een aantal keren uitstel verleend om het aanwijzingsverzoek aan te vullen. De deken heeft klager voldoende tijd gegeven om de gevraagde stukken aan te leveren. Dit heeft klager nagelaten. Klager heeft slechts een lijst met namen van advocaten verstrekt die hij zou hebben benaderd met het verzoek hem bij te staan en heeft zijn verzoek verder niet aangevuld. De door klager verschafte informatie voldoet niet aan de vereisten voor een verzoek tot aanwijzing van een advocaat op grond van artikel 13 Advocatenwet. Het beklag is ongegrond verklaard.
Uitspraak
BESLISSING
van 8 februari 2021
in de zaak 200233
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
mr. M.L.J. Bomers
Deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Gelderland
de deken
1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET
Bij brief van 7 oktober 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen bij brief van 21 augustus 2020. Bij e-mailbericht van 2 oktober 2020 heeft klager zijn beklag tegen voornoemde beslissing van de deken aan de griffie van het hof toegezonden.
2 HET GEDING BIJ HET HOF
2.1 Het beklag is bij e-mailbericht van 2 oktober 2020 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Het hof heeft verder kennis genomen van het e-mailbericht van klager van 20 oktober 2020, het verweer van de deken van 2 november 2020 en de brief van klager van 22 december 2020.
2.3 Per e-mailbericht van 8 december 2020 is aan de deken en aan klager de samenstelling van de kamer en de uitspraakdatum bericht. Per e-mailbericht van
4 januari 2021 is een nieuwe samenstelling van de kamer aan de deken en aan klager bericht vanwege ziekte van een van de leden. Op 1 februari 2021 is per e-mail aan partijen bericht dat op 8 februari 2021 uitspraak wordt gedaan.
3 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
3.1 Klager is al tientallen jaren in conflict met de gemeente Apeldoorn over het (ver)bouwen van een woning/winkelpand in Apeldoorn en over het bestemmingsplan. In een brief van 7 oktober 2019 heeft klager de deken verzocht aan hem een advocaat toe te wijzen op grond van artikel 13 Advocatenwet voor het voeren van een procedure tegen de gemeente Apeldoorn voor het vorderen van schadevergoeding. Klager heeft daarbij onder meer een aan hem gerichte brief van de gemeente Apeldoorn overgelegd van 19 september 2019 waarin staat dat de verzekeraar van de gemeente de vordering tot schadevergoeding van klager heeft beoordeeld en klager daarvan schriftelijk op de hoogte is gebracht. Tevens staat in deze brief dat indien hij het niet eens is met deze beoordeling, hij zich tot de civiele rechter kan wenden waarbij de gemeente het advies geeft hiervoor een advocaat te raadplegen.
3.2 In een e-mailbericht van 31 oktober 2019 heeft de deken gereageerd op het verzoek van klager om een advocaat aan hem toe te wijzen. De deken heeft klager uitgelegd welke voorwaarden verbonden zijn aan het toewijzen van een advocaat op grond van artikel 13 Advocatenwet en heeft de Richtlijn aanwijzing advocaat bijgevoegd. De deken heeft klager verzocht zijn verzoek om aanwijzing binnen één maand aan te vullen.
3.3 Klager heeft twee maal om uitstel gevraagd van de termijn voor het aanleveren van de benodigde stukken. De deken heeft hem uitstel verleend tot 31 januari 2020.
3.4 In een e-mailbericht van 28 januari 2020 heeft klager de deken onder meer bericht dat hij sinds begin december 2019 contact heeft met een advocaat uit [vestigingsplaats] (hierna: de advocaat uit [vestigingsplaats]). Nadat klager deze advocaat persoonlijk alle stukken had overhandigd die betrekking hebben op zijn zaak, heeft klager niets meer van hem vernomen. Klager geeft aan tevergeefs meerdere keren te hebben geprobeerd telefonisch contact met hem op te nemen. Klager verzoekt de deken deze advocaat op te dragen hem bij te staan, dan wel een nieuwe advocaat aan te wijzen.
3.5 Op 28 januari 2020 heeft de advocaat uit [vestigingsplaats] klager per e-mail bericht dat indien klager meer van hem verwacht dan alleen een advies op hoofdlijnen te geven, hij eerst meer duidelijkheid wil over de betalingen.
3.6 In een e-mail van 27 februari 2020 heeft klager de deken bericht dat hij er in een aantal maanden slechts twee keer in geslaagd is om met de advocaat uit [vestigingsplaats] te spreken. Klager geeft aan dat door de advocaat beloftes worden gedaan die niet worden nagekomen en hij ten einde raad is. Hij verzoekt de deken nogmaals zijn zaak bij deze advocaat onder de aandacht te brengen en hem duidelijk te maken dat er nu echt iets moet gebeuren.
3.7 In een e-mailbericht van 6 mei 2020 heeft klager aan de deken een door hemzelf geschreven brief aan de deken gedateerd op 9 maart 2020 gemaild, waarbij hij heeft aangegeven dat hij van de deken hierop nog geen reactie heeft ontvangen.
Klager verzoekt de deken aan hem een geschikte advocaat toe te wijzen, omdat de advocaat uit [vestigingsplaats] hem heeft bericht dat hij niet bereid is om klager bij te staan.
3.8 In een e-mailbericht van 15 mei 2020 heeft de deken klager verzocht nog eens de eerder aan hem gestuurde brief van 31 oktober 2019 en bijlagen te lezen waarin alle vereisten staan voor een verzoek op grond van artikel 13 Advocatenwet en eerst zelf op zoek te gaan naar een advocaat.
3.9 In een brief van 3 juni 2020 heeft klager de deken nader geïnformeerd over de inhoud van de zaak waarvoor hij een advocaat zoekt en heeft hij een aantal advocaten genoemd die hij heeft benaderd. In een brief van 23 juni 2020 heeft de deken klager erop gewezen dat de reacties van de door hem benaderde advocaten ontbreken. De deken heeft klager verzocht zijn verzoek hiermee aan te vullen.
3.10 In een e-mailbericht van 7 juli 2020 heeft klager aan de deken stukken gestuurd die betrekking hebben op de inhoud van de zaak en geeft klager aan ten einde raad te zijn.
3.11 In een brief van 13 juli 2020 heeft de deken klager bericht dat alleen een lijst met namen van door klager benaderde advocaten onvoldoende is om aan te nemen dat klager zich voldoende heeft ingespannen om een advocaat te vinden. De deken heeft klager voor de laatste keer in de gelegenheid gesteld zijn verzoek om aanwijzing van een advocaat aan te vullen.
3.12 In een e-mailbericht van 26 juli 2020 heeft klager een brief van 24 juli 2020 aan de deken toegezonden. Klager heeft in deze brief geschreven dat het voor hem erg teleurstellend is dat er na vele jaren nog steeds geen geschikte en bereidwillige advocaat is gevonden en dat dit een enorme aanslag op zijn psychische welzijn is geweest. Klager heeft aangegeven dat het voor hem zo goed als onmogelijk is geworden om de door de deken gevraagde bewijzen toe te zenden en dat dit beslist geen kwestie is van onwelwillendheid. Klager heeft de deken nogmaals verzocht aan hem een deskundige advocaat toe te wijzen.
4 BEOORDELING
4.1 De deken heeft op 21 augustus 2020 een afwijzende beslissing afgegeven. De deken is van oordeel dat klager zich onvoldoende heeft ingespannen om zelf een advocaat te vinden en dit een gegronde reden is om de klacht af te wijzen.
4.2 Het beklag van klager houdt kort gezegd in dat de deken ten onrechte zijn verzoek tot aanwijzing van een advocaat heeft afgewezen. Klager is niet in staat geweest alle door de deken gevraagde bewijsstukken aan te leveren als gevolg van zijn persoonlijke situatie en gesteldheid en door vele jaren van extreme spanningen, onbegrip en onwil van allerlei verschillende mensen, in combinatie met zijn ernstige vorm van dyslexie en gebrek aan natuurlijk gevoel voor ordening. Hij is van mening dat de deken in het geheel geen begrip heeft voor zijn situatie.
4.3 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien klager niet heeft aangetoond zich voldoende te hebben ingespannen om een advocaat bereid te vinden zijn zaak in behandeling te nemen.
4.4 Uit de stukken leidt het hof het volgende af. De deken heeft klager in verschillende e-mailberichten en brieven duidelijk gemaakt wat hij van klager verlangt. Ook in de door de deken aan klager toegestuurde Richtlijn aanwijzing advocaat staat vermeld aan welke voorwaarden een verzoek tot aanwijzing van een advocaat op grond van artikel 13 Advocatenwet dient te voldoen. In deze stukken staat onder meer dat de rechtszoekende aannemelijk dient te maken niet in staat te zijn om zelf tijdig een advocaat bereid te vinden om hem of haar bij te staan. Aan die voorwaarde is in beginsel voldaan, indien de rechtszoekende aannemelijk maakt en desgevraagd aan de hand van schriftelijke adviezen en/of afwijzingen van advocaten aantoont, dat in zijn zaak reeds verschillende malen serieus, gericht en tevergeefs is getracht een advocaat bereid te vinden de zaak in behandeling te nemen. Op verzoek van klager heeft de deken een aantal keren uitstel verleend om het aanwijzingsverzoek aan te vullen. De deken heeft klager voldoende tijd gegeven om de gevraagde stukken aan te leveren. Dit heeft klager nagelaten. Klager heeft slechts een lijst met namen van advocaten verstrekt die hij zou hebben benaderd met het verzoek hem bij te staan en heeft zijn verzoek verder niet aangevuld. De door klager verschafte informatie voldoet niet aan de vereisten voor een verzoek tot aanwijzing van een advocaat op grond van artikel 13 Advocatenwet.
4.5 Het voorgaande brengt mee dat de deken gegronde redenen had om het verzoek tot aanwijzing van een advocaat af te wijzen. Het beklag zal het hof dan ook ongegrond verklaren.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 21 augustus 2020 ongegrond.
Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. C.A.M.J. Raymakers en G. Creutzberg, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van der Hoorn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2021.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 8 februari 2021.