Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-02-2021
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2021:22
Zaaknummer
200150
Inhoudsindicatie
Ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij. Door het verzoek om verlenging spreektijd vijftien minuten na het versturen daarvan aan het hof aan de advocaat van klager te sturen heeft verweerder voldaan aan het bepaalde in Gedragsregel 21 lid 1. De onjuistheid in de pleitnota van verweerder is voorts onvoldoende zwaarwegend om hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Verkorte bekrachtiging van de beslissing van de raad.
Uitspraak
BESLISSING
van 8 februari 2021
in de zaak 200150
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 25 mei 2020, gewezen onder nummer 20-098/A/A. Deze beslissing is op 29 juni 2020 aan partijen toegezonden. De raad heeft de klacht in beide onderdelen ongegrond verklaard.
Deze beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2020:116.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 Het beroepschrift waarbij klager van deze beslissing van de raad in hoger beroep is gekomen, is op 23 juni 2020 per e-mail en op 24 juni 2020 per post door de griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennisgenomen van:
- het dossier van de raad;
- het verweerschrift van 17 juli 2020.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 7 december 2020. Verweerder is verschenen en werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.F. Garvelink. De gemachtigde van klager, mrs. J.A. Zee en O. Dűzgűn, alsmede de vader van klager zijn namens klager verschenen. Klager is niet verschenen. De gemachtigden van klager en verweerder hebben het woord gevoerd aan de hand van door hen overhandigde pleitaantekeningen.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep aan de orde, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:
a) Verweerder heeft nagelaten gelijktijdig een afschrift van zijn faxbrief aan het hof van 30 april 2019, waarin hij om verlenging van de spreektijd heeft gevraagd, aan mrs. O en Z te sturen.
b) Verweerder heeft in zijn processtukken, meer in het bijzonder in zijn pleitnota van 13 mei 2019, stellingen ingenomen waarvan hij wist of had behoren te weten dat die in strijd zijn met de waarheid.
4 FEITEN
In de beslissing van de raad zijn onder randnummer 2 de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.
5 BEOORDELING
5.1 Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Hetgeen in hoger beroep nog (aanvullend) naar voren is gebracht, leidt niet tot een ander oordeel. Het hof verwerpt de beroepsgronden van klager en zal de beoordeling van de raad bekrachtigen.
5.2 Het vorenstaande voert het hof tot de slotsom dat de beslissing van de raad moet worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 25 mei 2020, gewezen onder nummer 20-098/A/A.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.A.H. Zegers, A.R. Sturhoofd, A.J. Louter en H.J.P. Robers, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Bijleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2021.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 8 februari 2021.