Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-01-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2021:14
Zaaknummer
20-925/A/A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in alle onderdelen kennelijk ongegrond. De verwijten die klager verweerster maakt komen erop neer dat klager vindt dat de vaststellingsovereenkomst niet wordt nageleefd. Zoals verweerster terecht heeft aangevoerd, is zij geen partij bij de vaststellingsovereenkomst. Zij kan daarom niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor de door klager gestelde niet- naleving van de vaststellingsovereenkomst. Het valt verweerster voorts niet tuchtrechtelijk te verwijten dat zij namens haar cliente een deurwaarder heeft ingeschakeld om door klager verbeurde dwangsommen te incasseren.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 18 januari 2021
in de zaak 20-925/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
gemachtigde: mr. M.A. van Haelst
advocaat te Amsterdam
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 26 november 2020 met kenmerk 2020-1101274/EJH/AvO, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager was sinds 1994 als docent verbonden aan de Fontys Economische Hogeschool te Tilburg (hierna: Fontys). Verweerster en mr. Van H hebben namens Fontys bij het UWV een ontslagaanvraag ingediend, nadat klager twee jaar arbeidsongeschikt was geweest. Fontys heeft het dienstverband met klager met toestemming van het UWV opgezegd tegen 1 mei 2019.
1.2 Verweerster en mr. Van H hebben namens Fontys een kortgedingprocedure tegen klager aanhangig gemaakt vanwege uitlatingen die klager over Fontys op het internet deed. Op 22 mei 2019 heeft de zitting plaatsgevonden. Op de zitting hebben klager en Fontys een schikking getroffen. Klager en Fontys hebben onder meer afgesproken dat klager niet langer de naam Fontys en die van haar medewerkers in zijn publicaties noemt, dat klager stopt met beschuldigingen jegens Fontys met termen ter aanduiding van strafbare feiten of termen die daar synoniem voor staan en dat klager zijn publicaties eerst ter beoordeling zal voorleggen aan de secretaris van het College van Bestuur van Fontys.
1.3 Bij vonnis van 25 september 2019 heeft de voorzieningenrechter klager op straffe van een dwangsom veroordeeld tot naleving van de op de zitting van 22 mei 2019 gesloten vaststellingsovereenkomst.
1.4 Volgens Fontys heeft klager meerdere keren de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst geschonden. Verweerster en mr. Van H hebben klager daarover meermaals aangeschreven en uiteindelijk een deurwaarder ingeschakeld om een bedrag van € 2.000,- aan verbeurde dwangsommen te innen.
1.5 Op 30 maart 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.
a) Verweerster perkt het recht op vrijheid van meningsuiting van klager in.
b) Verweerster discrimineert klager.
c) Verweerster beoordeelt in tegenstelling tot voorheen de voorgenomen publicaties van klager niet meer.
d) Verweerster is niet deskundig.
e) Verweerster is niet onafhankelijk.
f) Verweerster maakt machtsmisbruik door over te gaan tot het incasseren van dwangsommen.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Ontvankelijkheid
4.1 Verweerster heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat sprake is van misbruik van klachtrecht nu het klachtrecht door klager oneigenlijk wordt gebruikt nu feitelijk sprake is van een civielrechtelijk geschil over de uitvoering en uitleg van de vaststellingsovereenkomst.
4.2 Ook als de klacht gaat over de uitleg van de overeenkomst met Fontys, is deze omstandigheid naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende voor de conclusie dat sprake is van misbruik van klachtrecht. De klacht is dan ook ontvankelijk.
Inhoudelijk
4.3 De klacht ziet op een handelen en/of nalaten van verweerster als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat die advocaat een grote vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Die vrijheid mag niet worden beknot ten gunste van de tegenpartij, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze door het optreden van de advocaat zouden worden geschaad.
Klachtonderdelen a), b) en c)
4.4 Deze klachtonderdelen lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
4.5 Klager verwijt verweerster dat zij zijn recht op vrijheid van meningsuiting inperkt doordat zij weigert de voorgenomen publicaties van klager te beoordelen en zich op het standpunt stelt dat klager eindverantwoordelijk voor zijn publicaties is. Verder verwijt klager verweerster dat sprake is van discriminatie omdat hij zich aan de vaststellingsovereenkomst moet houden en verweerster niet. Klager verwijt verweerster tot slot dat zij de voorgenomen publicaties van klager in tegenstelling tot voorheen niet meer beoordeelt.
4.6 Verweerster heeft hiertegen het volgende aangevoerd. In de vaststellingsovereenkomst ligt de afspraak vast dat Fontys haar eventuele bezwaren tegen voorgenomen publicaties van klager aan klager kenbaar maakt. Fontys houdt zich aan die afspraak en verweerster schrijft klager in voorkomende gevallen aan over eventuele bezwaren. Voor zover klager meent dat de door hem gemaakte afspraken dan wel de door de rechtbank opgelegde dwangsom zijn recht op vrijheid van meningsuiting inperken, dient hij zich tot Fontys c.q. de rechtbank te wenden. Indien klager meent dat de vaststellingsovereenkomst niet wordt nageleefd, kan hij zich eveneens tot Fontys of de rechtbank wenden. Verweerster is geen partij bij de vaststellingsovereenkomst en kan daarom niet verantwoordelijk worden gehouden voor de uitvoering van die overeenkomst.
4.7 De voorzitter overweegt als volgt. De verwijten die klager verweerster in deze klachtonderdelen maakt komen erop neer dat klager vindt dat de vaststellingsovereenkomst niet wordt nageleefd. Zoals verweerster terecht heeft aangevoerd, is zij geen partij bij de vaststellingsovereenkomst. Zij kan daarom niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor de door klager gestelde niet- naleving van de vaststellingsovereenkomst. Klachtonderdelen a), b) en c) zijn kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel d)
4.8 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster dat zij niet deskundig is omdat zij een overtreding van klager van de vaststellingsovereenkomst niet heeft opgemerkt en zij klager voorhoudt dat hij zelf verantwoordelijk is en blijft voor zijn publicaties op het internet.
4.9 Verweerster heeft aangevoerd dat Fontys zich in geen enkele voorgenomen publicatie van klager kan vinden vanwege de vijandige, lasterlijke en vileine inhoud en toon ervan. Fontys maakt gebruik van haar recht om haar bezwaren tegen de voorgenomen publicaties te uiten in overeenstemming met de schriftelijke afspraken die zij daarover met klager heeft gemaakt. Indien Fontys geen bezwaren kenbaar maakt, mag klager daaruit niet afleiden dat Fontys akkoord is met publicatie van het stuk. Verweerster reageert namens Fontys op de door klager voorgelegde publicaties. Als zij klager aanschrijft met bezwaren tegen voorgenomen publicaties, dan zijn dat de bezwaren van Fontys tegen de voorgenomen publicatie. Het staat buiten kijf dat klager verantwoordelijk is en blijft voor hetgeen hij op het internet publiceert.
4.10 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerster heeft terecht aangevoerd dat klager uiteindelijk zelf verantwoordelijk is voor de publicaties die hij op het internet plaatst. Verder geldt, net zoals bij klachtonderdelen a), b) en c), dat verweerster geen partij is bij de vaststellingsovereenkomst. Voor zover Fontys ten onrechte geen bezwaren heeft geuit over een voorgenomen publicatie van klager, kan dit verweerster niet tuchtrechtelijk verweten worden, daargelaten de vraag of klager een tuchtrechtelijk relevant belang heeft om hierover te klagen. Klachtonderdeel d) is eveneens kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel e)
4.11 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster dat zij onvoldoende onafhankelijk is doordat zij meerdere keren door klager aangeleverde concept-publicaties niet of niet goed heeft beoordeeld en doordat zij haar collega mr. Van H ‘door dik en dun steunt’.
4.12 De voorzitter overweegt als volgt. Wat betreft het verwijt dat verweerster de concept-publicaties van klager niet (goed) beoordeelt geldt hetzelfde als ten aanzien van klachtonderdeel d) is overwogen. Wat betreft het verwijt dat verweerster mr. Van H ‘door dik en dun steunt’ geldt dat verweerster en mr. Van H Fontys gezamenlijk vertegenwoordigen en niet valt in te zien hoe dit tot een gebrek aan onafhankelijkheid bij verweerster kan leiden. Klachtonderdeel e) is ook kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel f)
4.13 Klager verwijt verweerster tot slot dat zij machtsmisbruik maakt door over te gaan tot het incasseren van dwangsommen.
4.14 Verweerster heeft aangevoerd dat, anders dan klager stelt, uit het dictum van het kortgedingvonnis niet valt af te leiden dat meerdere dwangsommen per publicatie niet mogelijk zouden zijn. De voorzieningenrechter heeft klager veroordeeld tot het nakomen van de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst op straffe van een dwangsom voor iedere keer dat hij dat niet doet. Iedere schending van de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst kan klager dan ook op een verbeurde dwangsom komen te staan.
4.15 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerster heeft in het belang van haar cliënte de deurwaarder ingeschakeld om een bedrag van € 2.000,- aan verbeurde dwangsommen te incasseren. Dat is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Voor zover klager van mening is dat hij geen of minder dwangsommen is verbeurd, ligt het op zijn weg hierover een executiegeschil aanhangig te maken. Klachtonderdeel f) is eveneens kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.H. Dubois, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 18 januari 2021
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.