Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-01-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2021:16
Zaaknummer
20-978/A/A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over kantoorgenoot van voormalig advocaat kennelijk ongegrond. Verweerder kan niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor de inhoud van de door zijn kantoorgenoot opgestelde dagvaarding. Dat verweerder klager namens het kantoor een aanmaning heeft gestuurd in verband met de nog openstaande advocaatkosten is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 18 januari 2021
in de zaak 20-978/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 8 december 2020 met kenmerk 1015917/EJH/FS, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is bijgestaan door mr. D, een kantoorgenoot van verweerder, in een procedure tegen de vereniging Nederlandse Orde van Register EDP-Auditors (hierna: NOREA). In die procedure is onder meer gevorderd voor recht te verklaren dat het besluit om klager als lid van NOREA te ontzetten – nadat het lidmaatschap van klager eerst zes maanden was geschorst – nietig is dan wel dat besluit te vernietigen en NOREA te veroordelen tot inschrijving van klager als lid.
1.2 Bij vonnis van 15 mei 2019 heeft de rechtbank Amsterdam de vorderingen van klager afgewezen.
1.3 Klager heeft via de interne klachtenregeling een klacht ingediend over mr. D. Mr. S, een andere kantoorgenoot van verweerder, heeft deze klacht als klachtenfunctionaris behandeld.
1.4 Op 26 september 2019 heeft verweerder klager een sommatiebrief gestuurd vanwege de bij het kantoor openstaande facturen.
1.5 Op 4 oktober 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.
a) Verweerder heeft als tweede advocaat de door mr. D namens klager uitgebrachte dagvaarding op kwaliteit beoordeeld en daarbij een ernstige tekortkoming niet opgemerkt.
b) De interne klachtenregeling is onvolledig en onjuist verlopen.
c) Op het moment dat klager cliënt was, is zijn zaak als kansrijk betiteld en ook na de nadelige uitspraak van de rechtbank is klager geadviseerd om kansrijk in hoger beroep te gaan, maar na beëindiging van de opdrachtrelatie is de zaak van klager opeens als kansloos betiteld. Klager heeft van verweerder geen antwoord gekregen op zijn klachten hierover.
d) Verweerder heeft klager op 26 september 2019 een felle aanmaning met juridische dreigementen gestuurd.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Klachtonderdeel a)
4.1 Klager verwijt verweerder allereerst dat hij als tweede advocaat de dagvaarding die door mr. D is uitgebracht op kwaliteit heeft beoordeeld en daarbij een ernstige tekortkoming niet heeft gezien. Volgens klager is in de dagvaarding ten onrechte geen beroep gedaan op artikel 2:8 BW. Hierdoor heeft de rechtbank de zaak van klager niet inhoudelijk beoordeeld en is klager ernstig in zijn belangen geschaad en in zijn rechtspositie aangetast en heeft hij daarnaast veel advocaatkosten moeten maken zonder dat daar een tegenprestatie tegenover stond en is hij veroordeeld in de proceskosten, aldus klager.
4.2 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerder heeft erkend dat hij de door mr. D voor klager opgestelde concept-dagvaarding heeft meegelezen. Vast staat dat verweerder niet de advocaat van klager was. Verweerder kan niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor de inhoud van de dagvaarding die door zijn kantoorgenoot als advocaat van klager is opgesteld. Klachtonderdeel a) is reeds gelet hierop kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b)
4.3 Klager verwijt verweerder in dit klachtonderdeel dat de interne klachtenprocedure onvolledig en onjuist is verlopen. Klager heeft dit niet onderbouwd of toegelicht. Bovendien is op basis van het klachtdossier niet duidelijk of en zo ja, welke rol verweerder in die klachtenprocedure heeft gespeeld. Ook klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c)
4.4 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat de zaak van klager eerst als kansrijk is bestempeld, maar toen de opdrachtrelatie met klager was beëindigd zijn zaak als kansloos is betiteld.
4.5 De voorzitter overweegt als volgt. Daargelaten de vraag of het tuchtrechtelijk verwijtbaar is als verweerder de zaak van klager als kansloos heeft betiteld, heeft verweerder betwist dat hij de zaak van klager op enig moment als kansloos heeft betiteld. Hiertegenover heeft klager zijn klacht niet onderbouwd. Klachtonderdeel c) is eveneens kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel d)
4.6 Klager verwijt verweerder tot slot dat verweerder hem op 26 september 2019 een aanmaning heeft gestuurd. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom dit tuchtrechtelijk verwijtbaar zou zijn. Ook klachtonderdeel d) is kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. C. Kraak, voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden op 18 januari 2021
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.