Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-01-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2021:23
Zaaknummer
20-934/DB/OB
Inhoudsindicatie
Het is ter vrije beoordeling van de advocaat en/of zijn cliënt of een regeling in der minne al dan niet haalbaar is. Indien de cliënt meent dat een regeling in der minne niet haalbaar is, kan de advocaat door de wederpartij noch door de gedragsregels daartoe worden verplicht.
Inhoudsindicatie
Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 21 januari 2021
in de zaak 20-934/DB/OB
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend-voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 30 november 2020 met kenmerk 48/20/056K, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager was als verhuurder verwikkeld in een geschil aangaande een huurkwestie. Het geschil had betrekking op huurbetalingen, de verwarming, de aanvraag van huurtoeslag en huurprijsvermeerdering. Verweerder trad in voormeld geschil op als advocaat van de huurder.
1.2 Op 4 mei 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:
a) verweerder heeft herhaalde verzoeken van klager om minnelijk overleg (mediation) genegeerd en afgewezen en heeft in plaats daarvan klager in een door zijn cliënt verloren procedure betrokken;
b) verweerder heeft uit eigen financieel belang gehandeld, namelijk zijn honorarium als toegevoegde advocaat op rekening van de belastingbetaler.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (i) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (ii) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (iii) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
Ad onderdeel a)
4.2 Gesteld noch gebleken is dat verweerder jegens klager klachtwaardig heeft gehandeld op de wijze als hiervoor in overweging 4.1. onder i) en ii) omschreven. Op grond van de aan de raad overgelegde stukken kan evenmin worden vastgesteld dat verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij de belangen van klager nodeloos heeft geschaad (zie hiervoor onder iii). Het stond verweerder vrij om het standpunt van zijn cliënt te verwoorden en in overleg met zijn cliënt de aanpak van de zaak, waaronder (het aankondigen van) rechtsmaatregelen, te bepalen. Uit de door verweerder overgelegde correspondentie volgt bovendien dat zijdens verweerder is aangestuurd op minnelijk overleg. De cliënt van verweerder was hiertoe echter niet bereid. Hiervan valt verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Het is ter vrije beoordeling van de advocaat en/of zijn cliënt of een regeling in der minne al dan niet haalbaar is. Indien de cliënt meent dat een regeling in der minne niet haalbaar is, kan de advocaat door de wederpartij noch door de gedragsregels daartoe worden verplicht. Verweerder is in opdracht van zijn cliënt overgegaan tot het uitbrengen van een dagvaarding aan klager. Verweerder heeft hiermee gehandeld binnen de grens die hem als advocaat van de wederpartij toekwam. Tuchtrechtelijk valt hem hiervan niets te verwijten. Dat de vordering in kort geding is afgewezen maakt dit niet anders.
Ad onderdeel b)
4.3 De voorzitter begrijpt het tweede onderdeel van de klacht aldus dat verweerder de belangen van klager nodeloos heeft geschaad door hem, enkel uit eigen financieel gewin, in een kort geding te betrekken. Zoals in randnummer 4.2 overwogen stond het verweerder vrij om in overleg met zijn cliënt de aanpak van de zaak te bepalen, waaronder het treffen van rechtsmaatregelen. Dat verweerder enkel uit eigen financieel gewin een kansloze procedure tegen klager aanhangig heeft gemaakt, waardoor klager nodeloos op kosten is gejaagd, is uit de aan de voorzitter overgelegde stukken niet gebleken.
4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter:
verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, plaatsvervangend-voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2021.
Griffier Voorzitter