Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-01-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2021:6

Zaaknummer

20-920/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Het is niet aan de tuchtrechter om te beoordelen of klaagster voldoende medewerking verleent aan de verkoop van de echtelijke woning. Een neutraler woordgebruik in de e-mails van verweerder was gepaster geweest, maar in de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  11 januari 2021

in de zaak 20-920/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 25 november 2020 met kenmerk 1086735/EJH/SH, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klaagster is met haar (inmiddels) ex-echtgenoot (hierna: de man) verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Verweerder is de advocaat van de man.

1.2    Bij e-mail van 17 februari 2020 heeft verweerder de advocaat van klaagster onder meer geschreven:

“In vervolg op mijn eerdere e-mails verneem ik inmiddels van cliënt dat de door partijen aangestelde makelaar de verkoopopdracht heeft teruggegeven omdat uw cliënte vandaag stennis heeft gemaakt op het kantoor van de makelaar. Ik verneem van cliënt in een later stadium de details van het onverkwikkelijke optreden van uw cliënt, die kennelijk buiten zinnen is en zichzelf in het geheel niet in de hand heeft. Intussen loopt de verkoop van de woning, waaraan uw cliënte verplicht is mee te werken, wederom vertraging op door toedoen van uw cliënte”

1.3    Op 18 februari 2020 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

1.4    Bij e-mail van 22 mei 2020 heeft verweerder klaagster onder meer geschreven:

“Wilt u mij niet lastigvallen met uw onzinberichten? Ik heb uw advocaat (…) vanochtend al verzocht u tot de orde te roepen.

Verder zou ik u willen adviseren geestelijke hulp in te schakelen, ik denk namelijk dat het niet goed met u gaat.”

1.5    Op 3 juli 2020 heeft een kortgedingzitting plaatsgevonden.

1.6    Op 27 juli 2020 heeft klaagster haar klacht over verweerder aangevuld.

2    KLACHT

2.1    Na aanvulling houdt de klacht , zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder handelt schadelijk jegens klaagster door zich stelselmatig te bedienen van retoriek en tactiek die niet door de beugel kunnen. Dit doet hij, zich baserende op stellingen en foutieve informatie van zijn cliënt en/of derden teneinde klaagster kapot te maken.

b)    Verweerder stuurt e-mailberichten aan klaagster en haar advocaat waarvan de tekst en toon een advocaat onwaardig is.

c)    Verweerder heeft de avond voor de zitting van 3 juli 2020 in het dorp waar klaagster woont en rond haar huis gecirkeld, hetgeen klaagster als intimiderend heeft ervaren.

d)    Verweerder heeft op de zitting van 3 juli 2020 opzettelijk het recente overlijden van de beste vriend van klaagster, tevens peetvader van haar beide zonen, aangehaald teneinde klaagster emotioneel omver te trekken.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerder als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat die advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Klachtonderdeel a)

4.2    Klaagster verwijt verweerder allereerst dat hij schadelijk jegens haar handelt door zich stelselmatig te bedienen van retoriek en tactiek die niet door de beugel kunnen. Dit doet hij, zich baserende op stellingen en foutieve informatie van zijn cliënt en/of derden, teneinde klaagster kapot te maken, aldus klaagster. Klaagster heeft dit verwijt niet onderbouwd of geconcretiseerd. Voor zover zij doelt op de e-mail van verweerder aan de advocaat van klaagster van 17 februari 2020 is de voorzitter van oordeel dat verweerder met die e-mail de grenzen van de hem toekomende vrijheid niet heeft overschreden. Zoals hiervoor in 4.1 is overwogen, mag verweerder afgaan op de juistheid van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verstrekt en behoeft hij slechts in uitzonderingsgevallen de juistheid daarvan te verifiëren. Dat van een dergelijk uitzonderingsgeval sprake is, is niet gebleken. Het is verder niet aan de tuchtrechter maar aan de civiele rechter om te beoordelen of klaagster voldoende medewerking verleent aan de verkoop van de echtelijke woning. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.3    In dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerder dat de tekst en de toon van zijn e-mails aan klaagster en haar advocaat een advocaat onwaardig zijn. De voorzitter is van oordeel dat een neutraler woordgebruik gepaster zou zijn geweest, te meer nu het gaat om een familierechtelijke kwestie. Dat neemt niet weg dat verweerder in dit geval zijn cliënt heeft mogen parafraseren want zijn doel was klaagster daarmee tot medewerking te bewegen. Hij heeft daarom niet  onnodig grievend of anderszins tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door deze e-mails te sturen. Ook klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdelen c) en d)

4.4    Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.5    Klaagster verwijt verweerder dat hij de avond voor de zitting van 3 juli 2020 in het dorp waar klaagster woont en rond haar huis heeft “gecirkeld” en dat hij op de zitting opzettelijk het recente overlijden van de beste vriend van klaagster, tevens peetvader van haar beide zonen, heeft aangehaald teneinde klaagster emotioneel omver te trekken. Verweerder heeft dit gemotiveerd betwist. Tegenover die betwisting heeft klaagster haar klachten niet onderbouwd. Klachtonderdelen c) en d) zijn eveneens kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2021.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 11 januari 2021 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.