Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-04-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2020:102

Zaaknummer

19-742/A/NH

Inhoudsindicatie

Ongegrond verzet

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 20 april 2020

in de zaak 19-742/A/NH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 9 december 2019 op de klacht van:

klager

over:    

verweerder

gemachtigde: mr. M. Koudstaal

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 27 juli 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 30 oktober 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk ks/re/19-291/986371 van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 9 december 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 9 december 2019 verzonden aan partijen.

1.4    Op 6 januari 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 6 januari 2020 ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 9 maart 2020. Daarbij waren klager en verweerder, bijgestaan door mr. M. Koudstaal, aanwezig. De zitting heeft plaatsgevonden achter gesloten deuren.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift van klager. Ook heeft de raad kennisgenomen van de volgende nagezonden stukken:

-    een e-mail van klager aan de griffie van 6 januari 2020;

-    de e-mail van de griffie aan klager van 10 januari 2020;

-    de e-mail van klager aan de griffie van 11 februari 2020;

-    de e-mail van verweerder aan de griffie van 28 februari 2020 met als bijlage de brief van verweerder aan de griffie van 21 februari 2020 in klachtzaak 20-093/A/NH;

-    de per e-mail verstuurde brief van mr. Koudstaal van 3 maart 2020.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Daartegen komt de klager in het verzet niet op.

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen. Met name stelt klager dat het gedrag van verweerder onderdeel is van een ongehoorde lastercampagne jegens klager, waar geen einde aan komt. Met de voorzittersbeslissing geeft de raad van discipline aan verweerder de vrije hand en wordt klachtwaardig gedrag gefaciliteerd, aldus steeds klager.

4    BEOORDELING

4.1    Klager heeft voorafgaand aan de zitting verzocht om de zitting achter gesloten deuren te behandelen. Verweerder heeft daartegen bezwaar gemaakt. Ter zitting heeft de raad, na een korte schorsing, besloten om aan het verzoek van klager gehoor te geven en de deuren te sluiten. De raad heeft – in lijn met vaste jurisprudentie (vgl. HvD 10 januari 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:35) overwogen dat het uitgangpunt is dat de behandeling van klachten in het openbaar geschiedt en dat enkel zwaarwegende omstandigheden, bijvoorbeeld een te vrezen forse inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, ertoe kunnen leiden dat van dit uitgangspunt moet worden afgeweken.

4.2    Klager heeft naast de klacht die aan het onderhavige verzet ten grondslag ligt nog meer klachten tegen verweerder ingediend. Klager en verweerder hebben beiden verklaard dat het onderhavige verzet in het verlengde ligt van de zaak die leidde tot de beslissing van het HvD van 10 januari 2020, waarin ernstige beschuldigingen jegens klager zijn geuit. Zij hebben niet willen toezeggen om tijdens de behandeling van dit verzet niet over de beschuldigingen die in die zaak aan de orde waren te zullen praten. Gelet hierop heeft de raad besloten dat sprake is van zwaarwegende omstandigheden, die het sluiten van de deuren tijdens de behandeling rechtvaardigen.

4.3    Voordat de raad de klacht verder inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.4    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetsgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Anders dan klager in zijn verzet heeft gesteld, kan zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet worden vastgesteld dat sprake is van een grote lastercampagne van verweerder ten opzichte van klager. Hoewel de raad wel van oordeel is dat het verweerder – gezien de omstandigheden van het onderhavige geval - zou hebben gesierd als hij zich terughoudender zou hebben opgesteld en geen bezwaar had gemaakt tegen het verzoek van klager om de zitting bij het Hof van Discipline achter gesloten deuren te laten plaatsvinden, maakt het enkele feit dat verweer is gevoerd nog niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld. De voorzitter heeft klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.5    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, voorzitter, mrs. C.C. Oberman en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. C.C. Horrevorts als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 april 2020.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 20 april 2020

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.