Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-04-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2020:103
Zaaknummer
19-787/A/A
Inhoudsindicatie
Ongegrond verzet
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 20 april 2020
in de zaak 19-787/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 30 december 2019 op de klacht van:
klaagster
over:
verweerster
gemachtigde: mr. W.F. Hendriksen
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 10 mei 2019 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 18 november 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 910113 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 30 december 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 30 december 2019 verzonden aan partijen.
1.4 Op 10 januari 2020 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 12 januari 2020 ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 9 maart 2020. Daarbij waren namens klaagster de heer J.P. Dupon en verweerster, bijgestaan door mr. W.F. Hendriksen, aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
2.2 Voor wat betreft de weergave van de feiten komt klaagster alleen op tegen de feiten zoals die in de voorzittersbeslissing zijn vermeld in 1.5 tot en met 1.7. Nu klaagster schrijft dat deze informatie voor het verzet niet van belang is, zal de raad hier verder niet op in gaan.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen. Met name meent klaagster dat de voorzitter ten onrechte heeft overwogen dat in de procedure waarin klaagster was verwikkeld, zij en haar wederpartij niet van mening verschilden over de vraag of een medicijn (met de werkzame stof disulfiram) rechtmatig naar Nederland had mogen worden geïmporteerd. Verweerster in het verzet was er volgens klaagster wel degelijk van op de hoogte dat import van dat medicijn niet was toegestaan en derhalve dat het middel onrechtmatig was verkregen.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. De raad overweegt daarbij dat verweerster het standpunt van haar cliënte heeft verdedigd, hetgeen haar vrijstond.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, voorzitter, mrs. C.C. Oberman en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. C.C. Horrevorts als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 april 2020.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 20 april 2020
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.