Rechtspraak
Uitspraakdatum
27-01-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2020:72
Zaaknummer
19-228
Inhoudsindicatie
Advocaat wederpartij. Verweerster mocht de partijdige standpunten namens haar cliënt innemen in het geschil met klaagster over de vervangende toestemming van het minderjarige kind en daaruit gevolgde verdere procedures. Zij heeft daarbij betamelijk gehandeld. Niet is gebleken dat verweerster informatie uit een andere zaak nu tegen klaagster heeft gebruikt. Klaagster was in deze zaak bovendien geen cliënt van verweerster. Voor zover al sprake was van schending van haar geheimhoudingsplicht, gold die geheimhoudingsplicht enkel jegens de cliënt van verweerster en niet jegens klaagster als wederpartij. Ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 27 januari 2020
in de zaak 19-228
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
tegen
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Per webformulier van 23 mei 2018 heeft klaagster bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 10 april 2019 met kenmerk Z 656053 (18-0146) HH/sd, door de raad ontvangen op 10 april 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 december 2019 in aanwezigheid van klaagster en verweerster, bijgestaan door haar gemachtigde . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klaagster heeft een affectieve relatie gehad met de cliënt van verweerster, verder te noemen de man. De relatie tussen klaagster en de man is beëindigd op 20 december 2016. Klaagster was op het moment van beëindiging van de relatie zwanger. De man heeft op 11 april 2017 aan de rechtbank verzocht om te bepalen dat aan de man vervangende toestemming tot erkenning van het thans nog ongeboren kind ex art 1:204 lid 3 BW werd verleend.
2.3 Op 2 juni 2017 is de minderjarige E geboren. De advocaat van klaagster heeft op
6 juli 2017 de advocaat van de man geïnformeerd over de geboorte.
2.4 Op 30 oktober 2017 heeft een DNA-verwantschapsonderzoek plaatsgevonden. Hieruit is gebleken dat de man de biologische vader is van E. Verweerster heeft namens de man een aanvullend verzoek op het verzoekschrift tot het verkrijgen van vervangende erkenning bij de rechtbank ingediend. De man heeft zijn verzoek om vervangende toestemming tot erkenning aangevuld in die zin dat de man zo snel als mogelijk omgang en contact met E wenste, doch in ieder geval een informatieregeling. Verweerster heeft ter toelichting op het verzoek onder meer het volgende geschreven:
“Echter is de vrouw weigerachtig gebleven om de man een plek in het leven van zijn dochter te gunnen, gelijk de vader van haar zoon J(…..) welke uit een eerdere relatie van de vrouw is geboren. Uiteindelijk heeft de vrouw de man op 20 december 2016 te verstaan gegeven dat zij alleen zorg wilde dragen voor het ouderschap, de man niet welkom was bij de geboorte en dat wat haar betreft de relatie was beëindigd. Dit kwam de man rauw op het dak vallen. Een en ander heeft geleid toe een handgemeen waarvan de vrouw (valse) aangifte heeft gedaan.”
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerster in strijd met de waarheid heeft gezegd dat klaagster de zaak betreffende het DNA onderzoek bewust heeft getraineerd;
b) verweerster de procedure heeft gerekt door haar cliënt niet mee te laten werken aan een DNA test;
c) verweerster bewust de zaak betreffende de vader van haar zoon ten onrechte bij deze zaak heeft betrokken;
d) verweerster heeft gesteld dat klaagster een valse aangifte heeft gedaan, terwijl er een getuige aanwezig was.
4 VERWEER
4.1 Verweerster komt als advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toe teneinde de belangen van haar cliënt te behartigen op een wijze die haar goeddunkt.
Ad klachtonderdeel a)
4.2 Verweerster heeft het standpunt van haar cliënt, dat klaagster de procedure en het DNA onderzoek traineerde, verwoord.
Ad klachtonderdeel b)
4.3 Het was klaagster zelf die de procedure op allerlei manieren heeft gerekt.
Ad klachtonderdeel c)
4.4 Verweerster betwist de zoon van klaagster uit het leven van zijn vader, ex-cliënt van verweerster, te houden. De ex-cliënt van verweerster wenste omgang met zijn zoon. Verweerster heeft zijn juridische belangen hierin behartigd. De cliënt van verweerster had verweerster bericht dat de vader van de zoon van klaagster ook uit beeld was in het leven van de zoon van klaagster en verzocht dit ter informatie aan de rechtbank kenbaar te maken.
Ad klachtonderdeel d)
4.5 De cliënt van verweerster is van mening dat klaagster een valse aangifte heeft gedaan in die zin dat zij in strijd met de waarheid heeft verklaard dat de cliënt van verweerster haar in haar buik zou hebben getrapt/gestompt. De vriendin van klaagster heeft pas twee weken later in een aanvullende verklaring verklaard dat klaagster door de cliënt van verweerder in haar buik zou zijn geslagen en gestompt. Naar de mening van de cliënt van verweerster is dit een valse verklaring die in overeenstemming is gebracht met de verklaring van klaagster van twee weken eerder. De cliënt van verweerster betwist klaagster in haar buik te hebben gestompt/getrapt en is hiervoor ook niet veroordeeld. De cliënt van verweerster is enkel voor eenvoudige mishandeling veroordeeld.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht betreft het optreden van de advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De raad zal de klacht met inachtneming met dit uitgangspunt beoordelen.
Ad klachtonderdeel a)
5.2 Het staat verweerster vrij om, indien meerdere malen om uitstel is verzocht waardoor het DNA onderzoek verschoof, namens haar cliënt het standpunt in te nemen dat klaagster de procedure traineerde. Hiervan valt verweerster tuchtrechtelijk geen verwijt te maken.
Ad klachtonderdeel b)
5.3 Klaagster heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd, noch bewijs daarvan overgelegd, waaruit blijkt dat verweerster de procedure heeft gerekt door haar cliënt niet mee te laten werken aan een DNA test. Omdat niet kan worden vastgesteld dat het verweten handelen heeft plaatsgevonden, wordt dit onderdeel van de klacht ongegrond verklaard.
Ad klachtonderdeel c)
5.4 Verweerster heeft in een eerdere zaak de vader van de zoon van klaagster bijgestaan Vast staat dat klaagster tijdens een gesprek in die zaak in aanwezigheid van verweerster heeft verklaard dat de vader van haar zoon een goede vader is. Het derde onderdeel van de klacht heeft echter betrekking op de door verweerster in de zaak tegen de vader van haar dochter ingebrachte stelling dat de vader van haar zoon ook geen contact heeft met zijn zoon. Niet gebleken is dat de omgang tussen de zoon van klaagster en zijn vader tijdens een gesprek in die zaak aan de orde is geweest. Aldus is niet komen vast te staan dat verweerster informatie uit de ene zaak in de andere zaak heeft gebruikt. Klaagster was in deze zaak bovendien geen cliënt van verweerster. Voor zover al sprake was van schending van haar geheimhoudingsplicht, gold die geheimhoudingsplicht enkel jegens de cliënt van verweerster en niet jegens klaagster als wederpartij. Verweerster stelt de informatie betreffende de omgang tussen de zoon van klaagster en zijn vader van haar cliënt te hebben ontvangen, welke informatie zij in de procedure tegen klaagster mocht inbrengen. Het derde onderdeel van de klacht is ongegrond.
Ad klachtonderdeel d)
5.5 Het stond verweerster vrij om het standpunt van haar cliënt, dat sprake was van een valse aangifte, te verwoorden. Hoewel verweerster er goed aan had gedaan duidelijker naar voren te brengen dat de aantijging betreffende de valse aangifte enkel betrekking had op de aanvullende verklaring bij de aangifte, valt verweerster hiervan tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Het vierde onderdeel is ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. F.L.M. Broeders en F.E.J. Janzing, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2020.
Griffier Voorzitter
Bij afwezigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal
is deze beslissing ondertekend door
mr. M.M. Goldhoorn, griffier
Verzonden d.d. 27 januari 2020