Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-01-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2020:75
Zaaknummer
19-620
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Sprake van een verschil van inzicht over de gewenste aanpak van de letselschadezaak. Klager had kunnen weggaan, maar is gebleven. Later diende verweerster zich terug te trekken als advocaat van klager wegens vertrouwensbreuk. Dat is zorgvuldig gebeurd. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline
in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 20 januari 2020
in de zaak 19-620
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 12 september 2019 met kenmerk Z 874863/MV/AS/sd, door de raad ontvangen op12 september 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Verweerster heeft klager als opvolgend advocaat in de periode van 15 maart –
3 december 2018 bijgestaan in twee letselschadezaken (betreffende handletsel en maagklachten).
1.2 Verweerster heeft klager per email van 3 december 2018 bericht haar werkzaamheden voor klager te beëindigen.
1.3 Per formulier van 18 april 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerster weigerde om een voorschot te eisen van de wederpartij;
b) verweerster weigerde om een gerechtelijk procedure te starten en
c) verweerster op 3 december 2018 haar werkzaamheden heeft beëindigd wegens een vertrouwensbreuk.
3 VERWEER
Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
3.1 Verweerster heeft het zeer omvangrijke dossier van klager geordend en bestudeerd. Zij heeft ervoor gezorgd dat klager geen eigen schuld meer werd verweten. Er ontstond wel discussie over de causaliteit tussen de medische fout en de klachten van klager.
3.2 Verweerster heeft klager bij herhaling uitgelegd dat in redelijkheid van de wederpartij niet kon worden verwacht om in afwachting van de uitkomst van de expertise een omvangrijk voorschot te voldoen.
3.3 Verweerster heeft klager voorts meermaals uitgelegd dat de door hem gewenste procedure geen kans van slagen had nu de wederpartij meewerkte aan een gezamenlijke verzoek tot expertise. Klager zou daarom bij het instellen van een gerechtelijke procedure een groot risico lopen in de kosten van die procedure te worden veroordeeld.
3.4 Klager heeft verweerster herhaaldelijk beschuldigd van het opzettelijk negatief beïnvloeden van haar medisch adviseur en het ten koste van klager verdienen van geld. Verweerster heeft na verschillende waarschuwingen aan klager uiteindelijk moeten besluiten zich te onttrekken als advocaat van klager. Er was een groot verschil van mening over de wijze waarop de opdracht diende te worden vervuld en het vertrouwen van klager in verweerster ontbrak. Verweerster heeft haar medewerking verleend aan een spoedige en goede overdracht van de zaak.
4 BEOORDELING
Ad klachtonderdelen a) en b)
4.1 De onderdelen a en b van de klacht hebben betrekking op het verschil van inzicht van klager en verweerster over de gewenste aanpak van de zaak. Als uitgangspunt geldt dat een advocaat, die bij een haalbaarheidstoetsing tot de conclusie komt dat onvoldoende kans van slagen bestaat, de vrijheid heeft om de cliënt negatief te adviseren. Verweerster heeft gemotiveerd aan klager uitgelegd waarom zij geen mogelijkheden zag om met succes een voorschot van de wederpartij te vorderen en een gerechtelijke procedure te voeren. Indien klager zich niet kon verenigen met de door verweerster voorgestane aanpak van de zaak lag het op zijn weg om zich tot een andere advocaat te wenden. Ter zake valt verweerster tuchtrechtelijk geen enkel verwijt te maken.
Ad klachtonderdeel c)
4.2 Dit onderdeel van de klacht heeft betrekking op de beëindiging van de werkzaamheden op 3 december 2018 door verweerster. Het staat een advocaat in beginsel vrij een zaak die hij/zij in behandeling heeft genomen weer neer te leggen, wanneer hij/zij van oordeel is dat de voor die behandeling noodzakelijke vertrouwensrelatie niet (meer) bestaat. Wederzijds vertrouwen is immers essentieel voor een behoorlijke beroepsuitoefening en belangenbehartiging door de advocaat. Deze mag zijn/haar opdracht echter niet op een ongelegen moment neerleggen, wat het geval kan zijn als de belangen van zijn/haar cliënte door de keuze van dat moment worden geschaad. De voorzitter zal de klacht beoordelen met inachtneming van dit uitgangspunt.
4.3 Uit de door verweerster overgelegde emailcorrespondentie tussen klager en verweerster in de periode november en december 2018 blijkt dat klager en verweerster van mening verschilden over de gewenste aanpak van de zaak van klager. Verweerster heeft klager gemotiveerd uitgelegd waarom zij geen mogelijkheden zag om met succes een hoog voorschot van de wederpartij te vorderen en een gerechtelijke procedure te starten. Verweerster heeft klager bij herhaling erop gewezen dat indien hij geen vertrouwen had in de door haar voorgestane aanpak van de zaak, zij haar werkzaamheden voor hem zou dienen te beëindigen wegens een vertrouwensbreuk en klager zich zou dienen te wenden toe een andere advocaat in wie hij wel vertrouwen had. Omdat tussen klager en verweerster geen overeenstemming kon worden bereikt over de wijze van aanpak van de zaak van klager en klager herhaaldelijk heeft geuit geen vertrouwen te hebben in de wijze waarop verweerster zijn zaak wilde aanpakken, restte verweerster geen andere mogelijkheid dan zich te onttrekken als advocaat van klager. Verweerster heeft klager bericht dat zij op eerste verzoek de stukken naar de opvolgende advocaat zou versturen en heeft hem gewezen op de verjaring van de zaken op respectievelijk 28 januari 2021 en 8 december 2021. Klager resteerde derhalve nog ruimschoots de tijd om zich tot een andere advocaat te wenden. Ook in deze valt verweerster tuchtrechtelijk geen enkel verwijt te maken
4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond
Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 20 januari 2020.
griffier voorzitter
Bij afwezigheid van mr. Huysmans-van Opstal is
deze beslissing ondertekend door mr. M.M. Goldhoorn (griffier)
Verzonden d.d. 20 januari 2020