Rechtspraak
Uitspraakdatum
30-03-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2020:74
Zaaknummer
20-122/A/NH
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Het stond verweerder vrij om het vonnis, dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, te executeren. Dat de belangen van klaagster daarbij onnodig en onevenredig zijn geschaad zonder redelijk doel is niet gebleken.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 30 maart 2020
in de zaak 20-122/A/NH
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 18 februari 2020 met kenmerk mb/re/19-115/840957, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 17.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klaagster is in haar hoedanigheid van werkgeefster verwikkeld in een arbeidsrechtelijk geschil met de cliënte van verweerder (hierna: de werkneemster).
1.2 Bij beschikking van 7 november 2016 heeft de kantonrechter het door klaagster aan de werkneemster gegeven ontslag op staande voet vernietigd en klaagster veroordeeld tot doorbetaling van het loon. Bij vonnis in kort geding van 27 november 2017 is klaagster veroordeeld tot het verstrekken van de jaaropgave en salarisstroken op straffe van een dwangsom. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Bij vonnis van 13 januari 2019 is klaagster veroordeeld tot betaling van bijna € 4.700,- aan niet ontvangen vakantiegeld en niet opgenomen vakantiedagen. Ook dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Klaagster heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 13 januari 2019.
1.3 Omdat klaagster niet vrijwillig aan de veroordelingen in het vonnis van 13 januari 2019 voldeed, heeft verweerder in opdracht van de werkneemster een deurwaarder ingeschakeld voor de tenuitvoerlegging van het vonnis. De deurwaarder heeft op 21 februari 2019 executoriaal derdenbeslag ten laste van klaagster gelegd onder de Rabobank.
1.4 Op 19 maart 2019 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder. Op 2 mei 2019 heeft de gemachtigde van klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder (zaaknummer 20-121/A/NH). In die zaak wordt eveneens vandaag uitspraak gedaan.
1.5 Op 22 oktober 2019 heeft de deurwaarder beslag gelegd op onroerend goed van klaagster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan schending van de democratische rechtstaat en de mensenrechten van klaagster door met het leggen van executoriaal (derden)beslag ten laste van klaagster en op een haar toebehorend onroerend goed uitvoering te geven aan ongrondwettige uitspraken van de rechter, in het bijzonder het vonnis van 13 februari 2019.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerder als advocaat van de wederpartij van klaagster. Uitgangspunt is dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
4.2 Klaagster verwijt verweerder, kort gezegd, dat hij het vonnis van 13 januari 2019 heeft laten executeren. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, zodat een eventueel hoger beroep of ander rechtsmiddel geen schorsende werking heeft. Het stond verweerder dan ook vrij het vonnis namens zijn cliënte te laten executeren. Dat de belangen van klaagster daarbij onnodig en onevenredig zijn geschaad zonder redelijk doel is niet gebleken. Dat klaagster van mening is dat de uitspraken van de rechter, waaronder het vonnis van 13 januari 2019, kennelijk onjuist zijn, betekent niet dat verweerder niet tot executie van het vonnis mocht overgaan noch dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan schending van de democratische rechtstaat dan wel schending van de mensenrechten van klaagster. De herbeoordeling van eventueel onjuiste vonnissen is overigens aan de civiele hoger beroepsrechter en niet aan de advocatuurlijke tuchtrechter. De klacht is kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2020.
Griffier Voorzitter
Verzonden op 30 maart 2020
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.