Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-04-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2020:87
Zaaknummer
20-099/A/A
Inhoudsindicatie
Toewijzing verzoek ex artikel 60b Advocatenwet.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 6 april 2020
in de zaak 20-099/A/A
naar aanleiding van het verzoek ex artikel 60b Advocatenwet van:
deken
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 10 februari 2020, met kenmerk EJH/SH 2020-1081485, door de raad op dezelfde datum ontvangen, heeft de deken een verzoek als bedoeld in artikel 60b van de Advocatenwet ten aanzien van verweerder ingediend.
1.2 Het verzoek is behandeld ter zitting met gesloten deuren van de raad van 3 maart 2020, in aanwezigheid van de deken, vergezeld door mr. S. Hulsman, stafmedewerker, en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken en de daarbij gevoegde stukken genummerd 1 tot en met 3 en I tot en met V. Ook heeft de raad kennisgenomen van een brief van de deken van 28 februari 2020 en de daarbij gevoegde stukken en een brief van een advocaat-stagiair van verweerder van dezelfde datum.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van het verzoek wordt, gelet op de stukken en hetgeen op de zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.2 Bij beslissing van de raad van 23 december 2019 in de zaak 19-630/A/A/D heeft de raad - voor zover hier van belang - het bezwaar van de deken over verweerder gegrond verklaard, aan verweerder de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van acht weken opgelegd en bepaald dat deze ingaat vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing. Hiertoe heeft de raad overwogen dat verweerder niet heeft voldaan aan de verzoeken om de nodige inlichtingen te verschaffen in het kader van een onderzoek van de deken naar aanleiding van een signaal van het Openbaar Ministerie (hierna: OM) en dat hij zijn administratie niet op ordentelijke wijze voert. Verweerder had de gevraagde inlichtingen over de verkoop van twee panden moeten verstrekken nu hij in een onderzoek naar witwassen door het OM als verdachte is aangemerkt en zijn integriteit en de goede naam van advocatuur in het algemeen op het spel staan. De deken verlangde onder andere een kopie van de definitieve/originele aktes van levering van beide panden, definitieve nota’s van afrekening en kopieën van de koopovereenkomsten.
2.3 Verweerder heeft tegen de in 2.2 genoemde beslissing van de raad geen hoger beroep ingesteld.
2.4 Bij brief van 9 januari 2020 heeft de deken verweerder uitgenodigd voor een gesprek op 7 februari 2020 over onder meer het onderzoek naar aanleiding van het signaal van het OM. Na het uitblijven van een reactie van verweerder heeft de deken verweerder op 28 januari 2020 en 3 februari 2020 erop gewezen dat hij de nodige inlichtingen moet verschaffen en gewezen op de mogelijkheid van een schorsingsverzoek. Verweerder heeft hierop niet gereageerd. De deken heeft op 3 en 5 februari 2020 verweerder via sms-berichten erop gewezen dat hij op 7 februari 2020 moet verschijnen.
2.5 Verweerder heeft bij e-mail van 7 februari 2020 de deken het volgende meegedeeld: “Vanwege ernstige ziekte van mijn zoontje (…) neem ik al sinds de zomer geen nieuwe zaken aan en heb ik mijn aanwezigheid steeds verminderd. Ik ben inmiddels echter met mijn gezondheid steeds achteruit gegaan en ben helaas midden in een zenuwinzinking. (…) Ik kan klantencontacten niet eens aan laat staan een gesprek met u. Ik probeer al langer dan een week deze mail naar u te sturen maar het lukte mij steeds niet. Ik heb uw bijgaande brief ook niet gelezen omdat het mij onder druk gaat zetten wat mij weer slapeloze nachten gaat bezorgen (…). Ik voel mij ook absoluut niet in staat om naar een gesprek met u te komen. Ik verzoek u ook om mij niet onder verdere druk te zetten.”
2.6 De deken heeft bij e-mail van 7 februari 2020 verweerder erop gewezen dat indien hij niet tot een gesprek in staat is, hij in overleg met de deken met onmiddellijke ingang een andere advocaat als waarnemer zou moeten aanstellen. Verweerder heeft hierop niet gereageerd.
2.7 De deken heeft op 20 februari 2020, de dag waarop de in 2.2 genoemde schorsing is aangevangen, een onaangekondigd bezoek aan het kantoor van verweerder afgelegd. Daarbij is met een advocaat-stagiaire van verweerder mr. T gesproken en is een onderzoek verricht naar dossiers en zaken op het roljournaal. Uit het verslag van het kantoorbezoek van de deken van 20 februari 2020 blijkt dat mr. T onder meer heeft verklaard dat zij sinds een dag op de hoogte is van de schorsing van verweerder, dat zij in 2019 weer is beëdigd, thans in loondienst is bij verweerder, dat zij geen toegang heeft tot het e-mailverkeer van verweerder, vooral in zijn dossiers werkt en dat nieuwe zaken blijven binnenkomen.
3 GRONDEN VAN HET VERZOEK
3.1 Volgens de deken geeft verweerder er geen blijk van zijn praktijk naar behoren te kunnen uitoefenen. De deken verwijst naar de feiten zoals hiervoor zijn weergegeven. De deken heeft daarom verzocht om schorsing van verweerder voor onbepaalde tijd in de uitoefening van zijn praktijk en om een waarnemer voor zijn praktijk te benoemen. De deken heeft zijn verzoek als volgt toegelicht:
a) verweerder voert zijn praktijk alleen.
b) verweerder heeft zelf aangegeven dat hij belangrijke brieven, waaronder de brief over de onvoorwaardelijke schorsing, niet heeft geopend en gelezen. Het risico bestaat dat verweerder tijdens de schorsing de praktijk gedeeltelijk blijft uitoefenen, terwijl dat gezien de toestand waarin hij verkeert niet gewenst is.
c) verweerder is niet bereid gebleken duidelijkheid te verschaffen over de waarneming van zijn praktijk tijdens zijn ziekte/arbeidsongeschiktheid. Hij heeft niet gereageerd op het verzoek van de deken te overleggen over het aanwijzen van een waarnemer. Gelet op de situatie waarin verweerder zich bevindt en de weigering of onmacht gehoor te geven aan de verzoeken tot het verschaffen van inlichtingen en het voeren van een gesprek, is gedeeltelijke uitoefening van de praktijk door verweerder niet gewenst en zal een waarnemer moeten worden aangewezen voor de gehele praktijkvoering.
d) verweerder is door het OM nog steeds als verdachte aangemerkt ter zake van witwassen. Van hem mag worden verwacht dat hij medewerking verleent aan het onderzoek door de deken.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft ter zitting van de raad verweer gevoerd tegen het verzoek van de deken. De raad zal dit verweer waar nodig hierna bespreken.
5 BEOORDELING
5.1 Op grond van artikel 60b lid 1 Advocatenwet kan de raad op verzoek van de deken een advocaat die tijdelijk of blijvend geen blijk geeft zijn praktijk behoorlijk uit te oefenen, voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk schorsen. De raad kan tegelijkertijd met het opleggen van een schorsing een voorziening treffen.
5.2 Naar het oordeel van de raad is voldoende aannemelijk dat verweerder tijdelijk of blijvend niet is staat is zijn praktijk behoorlijk te kunnen uitoefenen en is er geen aanleiding te veronderstellen dat dat op korte termijn wel het geval zal zijn. Hiertoe acht de raad het volgende van belang. Verweerder heeft geen gehoor gegeven aan verzoeken van de deken tot het verschaffen van inlichtingen en het voeren van een gesprek. In zijn e-mail van 7 februari 2020 aan de deken meldt verweerder dat hij klantencontacten niet aan kan, laat staan een gesprek met de deken. Ook heeft verweerder meegedeeld dat hij belangrijke brieven, waaronder de brief over de onvoorwaardelijke schorsing, niet heeft geopend en gelezen. Hiermee geeft verweerder zelf aan dat hij niet in staat is te werken. Desondanks heeft verweerder geen waarnemer voor zijn praktijk aangesteld. Hij is ook niet met de deken in overleg getreden over het aanwijzen van een waarnemer. Op het kantoor van verweerder is een advocaat-stagiaire werkzaam, die begeleiding behoeft van een patroon, maar ook hiervoor heeft verweerder gedurende zijn schorsing geen maatregelen getroffen. Daarnaast heeft verweerder - ondanks herhaalde verzoeken van de deken - de gevraagde stukken niet verstrekt, terwijl deze - gelet op de serieuze verdenking van het OM ten aanzien van verweerder - van essentieel belang zijn. Verweerder betwist de reden waarom hij door het OM als verdachte is aangemerkt. Wat hier ook van zij, dit doet niet af aan zijn verplichting om mee te werken aan het onderzoek en de daartoe gevraagde stukken te verstrekken. Verweerder heeft gewezen op de moeilijke situatie waarin hij zich bevond vanwege de ernstige ziekte van zijn zoontje. De raad heeft begrip voor deze moeilijke situatie, maar acht dit geen rechtvaardiging voor de handelwijze van verweerder. Deze situatie zal, zoals ter zitting van de raad is gebleken, op korte termijn waarschijnlijk niet veranderen. Het risico bestaat dat verweerder tijdens de schorsing de praktijk gedeeltelijk blijft uitoefenen, terwijl dat niet gewenst is. Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen de maatregel zoals door de deken verzocht.
5.3 Gelet op 5.2 zal de raad het verzoek van de deken op de voet van artikel 60b Advocatenwet om verweerder met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd te schorsen toewijzen. Verweerder heeft niet bestreden dat mr. N. Türkkol, advocaat te Amsterdam, als waarnemer wordt benoemd. Dit verzoek zal ook worden toegewezen.
BESLISSING
De raad van discipline:
- wijst het verzoek van de deken toe en schorst verweerder ex artikel 60b Advocatenwet met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk;
- bepaalt bij wijze van voorziening dat mr. N. Türkkol, advocaat te Amsterdam, de bevoegdheid heeft om zich toegang te verschaffen tot de ruimte waarin de praktijk van verweerder wordt gevoerd, teneinde in het belang van de cliënten van verweerder al die maatregelen te nemen waartoe verweerder als advocaat zelf bevoegd zou zijn, en waarbij de dossiers in overleg met de cliënten van verweerder onder kunnen worden gebracht bij andere advocaten of rechtsbijstandsverleners en mr. Türkkol gemachtigd is alle voorzieningen te treffen die hij nodig acht, zo nodig in overleg met de deken, met het oog op de behartiging van de belangen van de cliënten van verweerder;
- bepaalt dat mr. Türkkol zijn werkzaamheden zal uitvoeren tegen betaling van een vergoeding van ten hoogste € 200,00 per uur (exclusief BTW), met een maximumbedrag van € 10.000,- (exclusief BTW); indien laatstgenoemd bedrag niet volstaat, kan mr. Türkkol de raad verzoeken het maximumbedrag te verhogen;
- bepaalt dat verweerder dit bedrag aan mr. Türkkol dient te voldoen;
- bepaalt dat verweerder aan mr. Türkkol binnen zeven dagen na dagtekening van deze beslissing op de door mr. Türkkol aan te wijzen rekening zal voldoen een voorschot van € 5.000,- (exclusief BTW);
- bepaalt dat verweerder op eerste verzoek van mr. Türkkol en binnen zeven dagen na dit verzoek nadere voorschotten van steeds € 2.500,- (exclusief BTW) zal voldoen;
- bepaalt dat indien de orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam gehouden is deze kosten aan mr. Türkkol te voldoen, zij gerechtigd is deze terug te vorderen van verweerder.
Aldus beslist door mr. C. Kraak, voorzitter, mrs. P. van Lingen, H.B. de Regt, C. Wiggers en S. van Andel, leden, bijgestaan door mr. G. Panday als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 april 2020.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 6 april 2020
mededelingen van de griffier ter informatie:
Verzending
Deze beslissing is in afschrift gelijktijdig verzonden.