Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-04-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2020:76
Zaaknummer
20-190/DH/DH
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft zich als advocaat onttrokken, nadat klagers zonder overleg een wrakingsverzoek hadden ingediend en vervolgens aan verweerder vroegen of hij dit wilde ondertekenen. Verweerder heeft, na overleg met de deken, gemotiveerd aan klagers kenbaar gemaakt dat hij zich niet kon vinden in het wrakingsverzoek. Met de weigering om mee te werken en vervolgens zijn onttrekking heeft verweerder de belangen van klagers niet onnodig geschaad. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 3 april 2020 in de zaak 20-190/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
1. (…)
2. (…)
3. (…)
wonende te Bovenkarspel
4. (…) BV
klagers
over:
(…)
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 4 maart 2020 met kenmerk K170 2019 ar/ab, door de raad ontvangen op 5 maart 2020, en van de op de inventarislijsten (inhoudelijk en procedureel) genoemde bijlagen. De voorzitter heeft daarnaast kennis genomen van de e-mail van klager 3 van 30 maart 2020.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerder heeft klagers bijgestaan in een procedure van klagers tegen de Staat bij het gerechtshof. Verweerder heeft de behandeling van de zaak overgenomen van mr. V.
1.2 Op of omstreeks 15 mei 2019 hebben klagers bij het gerechtshof een wrakingsverzoek ingediend van acht pagina’s, exclusief de bijlagen. De zaak stond op het moment van indiening van het wrakingsverzoek voor arrest.
1.3 De griffier van het gerechtshof heeft verweerder vervolgens een aan klagers, zijn cliënten, gerichte brief gestuurd met de mededeling dat een wrakingsverzoek moet worden ingediend door een advocaat. Omdat klagers het wrakingsverzoek zonder tussenkomst van verweerder (of een andere advocaat) hebben ingediend heeft het gerechtshof een hersteltermijn gegeven tot 5 juni 2019.
1.4 Op 27 mei 2019 heeft verweerder aan klager 3 een uitgebreide e-mail gestuurd, naar aanleiding van het ingediende wrakingsverzoek en de brief van het gerechtshof. Verweerder heeft daarin onder meer uiteengezet waaraan wrakingsverzoeken worden getoetst en wat de formele vereisten zijn van een wrakingsverzoek. Vervolgens heeft verweerder – onder meer – het volgende geschreven:
“(…) Subconclusie:
In deze zaak is verplichte procesvertegenwoordiging aan de orde. Een wrakingsverzoek moet dus ondertekend worden door een procesvertegenwoordiger.
Het antwoord van de griffier van de wrakingskamer is dus juist.
Dus zou de vraag aan de orde zijn of ik bereid zou zijn het wrakingsverzoek te tekenen. lk weet dat nog niet. lk weet dat je in de periode dat je bijgestaan werd door [mr. V] een geschiedenis hebt van het wraken van diverse rechterlijke instanties. Ik zie wraking als een ultimum remedium, een laatste redmiddel en alleen als daartoe een uiterste nood is. Ik heb tot op heden geen gronden gezien voor wraking en kan daarom ook niet beoordelen of er feiten of omstandigheden aanwezig zijn waardoor de raadsheren van het hof (…) in bovenvermelde zaak, die deze zaak behandelen, zodanig hebben gehandeld dat daardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Bij dit alles komt dat ik je regelmatig heb aangegeven dat ik uiterst terughoudend ben met het indienen van een wrakingsverzoek dan wel dat te ondersteunen.(…)
Een wrakingsmiddel is een bijzonder zwaar middel, en de feiten of omstandigheden die een dergelijk verzoek zouden moeten onderbouwen, moeten dan ook bijzonder zwaar zijn. Een ongenoegen over een mogelijk verlies van de zaak is daar geen argument voor.
Ik mag je verder verwijzen naar het wrakingsprotocol van het Hof Amsterdam en Den Haag, wat je op internet kunt vinden. Dat is de moeite van het lezen waard.
Voor de goede orde meld ik dat ik in deze ook advies van de Deken heb gevraagd, aan wie ik deze mail in kopie toestuur, gelet op het feit dat ik niet buiten mijn wil betrokken wil worden in een wrakingsprocedure waar ik geen aandeel heb, nu de consequentie zou zijn dat ik als je procesvertegenwoordiger door jou gevraagd zou worden om jouw persoonlijk ingediende wrakingsverzoek te ondertekenen en mij derhalve daar ook achter te stellen. Je begrijpt dat ik dat niet kan doen als ik geen voldoende concrete feiten of omstandigheden zie, die de rechterlijke onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen, want dat is het criterium.
Gaarne vermeen ik welke feiten of omstandigheden je aanleiding hebben gegeven tot het indienen van je wrakingsverzoek, waarna ik zal beoordelen of deze naar mijn mening de rechterlijke onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. Ik behoud mij evenwel alle rechten voor geen medewerking te verlenen aan het door jou ingediende wrakingsverzoek.
Tot slot wijs ik je op de termijn welke gesteld is in de brief van de griffier van de wrakingskamer d.d. 22 mei j.l.. Ik stuurde je een kopie van die brief toe per mail d.d. 23 mei j.l.. De griffier geeft aan dat de termijn is tot 5 juni a.s..(…)”
1.5 Per e-mail van 27 mei 2019 aan de deken heeft verweerder overleg gevraagd met de deken over de kwestie, omdat verweerder het met het wrakingsverzoek niet eens is.
1.6 Op 28 mei 2019 heeft klager 3 gereageerd op de e-mail van verweerder van de dag ervoor. Klagers hebben geschreven dat er veertien wrakingsgronden zijn die er in de kern op neerkomen dat “in het begin van de zitting nadat [verweerder] wegging, feitelijk werd aangestuurd dat het belangrijkste doel van deze zitting, namelijk onderzoek op grond van het rapport van professor (…) door de landsadvocaat werd weggewuifd, omdat [verweerder] het niet goed in het petitum van de grieven zou hebben herhaald”. Klagers hebben de e-mail als volgt afgesloten:
“Ik zie je reactie op voorstel verzoek uitstel tekenen tot na verbetering PV en de wrakingsgronden en of je de wrakingsgronden kan ondertekenen met belangstelling tegemoet.”
1.7 Op 28 mei 2019 heeft een medewerker van de deken onder meer het volgende geschreven aan verweerder:
(…) Het is uw eigen verantwoordelijkheid als advocaat om te beoordelen of uw cliënt gerechtvaardigde gronden heeft om de leden van het gerechtshof te wraken. Als u van mening bent dat u niet aan de wens van uw cliënt kunt voldoen dient u zich aan de zaak van uw cliënt te onttrekken. De deken is op basis van de van u ontvangen correspondentie van mening dat het u vrij staat u aan de zaak te onttrekken. De zaak staat voor arrest, waaruit de deken afleidt dat u op korte termijn geen werkzaamheden voor uw cliënt behoeft te verrichten. Hoewel dit zojuist in ons telefoongesprek niet aan de orde is geweest, meent de deken dat u er wel zorg voor moet dragen dat uw cliënt zo spoedig mogelijk in het bezit komt van het arrest van het gerechtshof. (…)”
1.8 Op 28 mei 2019 om 18.19 uur heeft verweerder aan klager 3 geschreven dat, zakelijk weergegeven, hij terughoudend is met het indienen van een wrakingsverzoek en dat hij het vervelend vindt dat klagers buiten hem om een wrakingsverzoek ingediend hebben. Niettemin heeft verweerder de e-mail van klager 3 met aandacht gelezen. Volgens verweerder zijn de door klagers in het wrakingsverzoek aangevoerde gronden “over the top”. Verweerder heeft dit standpunt uitvoerig toegelicht. Aan het slot van zijn e-mail heeft verweerder het volgende geschreven:
“(…) Ik heb je bij herhaling aangegeven dat ik je best wil bijstaan op een juridische faire en zuivere manier van procesvoeren. Ik heb je ook aangegeven dat bij het gebruik van terminologieën als "corrupte rechtspraak" althans woorden van gelijke strekking, de luiken direct dicht gaan. Deze wrakingsprocedure gaat mij te ver. Ik kan daar niet aan mee doen, enerzijds omdat ik er geen gronden als voorzien in de wet in zie, anderzijds omdat ik een deel van de betreffende zitting niet heb meegemaakt omdat die door [mr. V] werd behandeld. Verder oordeel ik je terminologie "over the top”.
Dan is er nog een reden: wraking is een instrument dat ik alleen zal inzetten indien ik zelf van de noodzaak daartoe overtuigd ben. Ik zie in deze geen gronden om het wrakingsverzoek als procesvertegenwoordiger te ondertekenen en zal dat dan ook niet doen.
Mocht je het wrakingsverzoek alsnog willen handhaven, dan zul je een andere procesvertegenwoordiger moeten zoeken die dat wel doet. Alsdan zal ik mij aan de zaak onttrekken.
Je kunt ook niets doen, waarna het hof gewoon arrest zal wijzen, de zaak staat immers "voor arrest".
Ik kan je nu al aangeven dat ik verwacht dat het wrakingsverzoek als je dat zou handhaven, afgewezen wordt. Naar mijn mening schiet je er niets mee op, behalve dat je mensen tegen je in het harnas jaagt.
Het spijt me je niet anders te kunnen berichten,
Kopie dezes zend ik aan de Deken.(…)”
1.9 Op 29 mei 2019 heeft klager 3 gereageerd. Hij heeft, samengevat, zijn onvrede over de beslissing van verweerder kenbaar gemaakt en hem verzocht om het gerechtshof om uitstel te vragen voor het indienen van een door een advocaat ondertekend wrakingsverzoek.
1.10 Op 19 augustus 2019 hebben klagers bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerder het volgende.
a) Verweerder heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van heimelijke samenspanning met instituten en partijen die er belang bij hebben/hadden om [klagers] niet te laten slagen in [hun] opzet de corrupte, misdadige en criminele wetenschappelijk en beëdigde functionarissen werkzaam bij hogerhand/de rechtspraak, en alle externe hen faciliterende andere partijen werkzaam in de maatschappelijke handel en wandel van [klagers] door onafhankelijke en onpartijdige deskundigen te laten veroordelen voor alle door [klagers] bij hogerhand ingebrachte juridische aangiften en klachten, inclusief die rond de N(…)-zaak.
b) Het frustreren en blokkeren van de procedure bij het Gerechtshof Den Haag waarin de door [verweerder] geweigerde (mede)ondertekening van de wraking een cruciale rol vervulde.
c) Het is volgens klagers juist dat aan [verweerder] een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. In beginsel mag deze/zijn vrijheid uitdrukkelijk niet ten gunste van de wederpartij/collegae van de toezichthouder NOVA bij hogerhand worden beknot. Tenzij overduidelijk is dat diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Van dit laatste is naar het oordeel van [klagers] in de gegeven situatie geen/nooit sprake geweest, nu [verweerder] op geen enkele wijze duidelijk [heeft] kunnen maken aan [klagers] welk gerechtvaardigd doel met het opzeggen/teruggeven van zijn opdracht van [klagers] werd gediend. Het had op de weg van [verweerder] gelegen de door hem medeondertekende wraking, evenals de overige van [klagers] ontvangen stukken, aan het Gerechtshof voor te leggen omdat [verweerder] geen adequate en doorslaggevende argumenten heeft/had gecommuniceerd met [klagers] om dit niet te doen. En omdat het vooraf de uitdrukkelijke en lang gekoesterde wens was van [klagers] om de in hun ogen foute beslissingen begaan door hogerhand in de eerdere N(…)-zaak procedures te kunnen corrigeren en rechtzetten. In de geest van die uitdrukkelijke opdracht van [klagers] heeft [verweerder] ook al langdurig zijn eerder verrichte dienstverlening voor [klagers] uitgevoerd ‘zonder enige en duidelijk te bekritiseren’.
2.2 De stellingen die klagers aan de klacht ten grondslag hebben gelegd zullen hierna, waar nodig, worden besproken.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter stelt voorop dat in deze beslissing slechts wordt geoordeeld over de vraag of verweerder zich heeft gedragen zoals dat een behoorlijk handelend advocaat betaamt. Dit betekent dat bezwaren van klagers tegen de Nederlandse Orde van Advocaten, deken en de wijze waarop die zijn onderzoek heeft verricht en over het tuchtrecht, de Rechtspraak en functionarissen in de rechtspraak in deze beslissing niet worden besproken.
Klachtonderdeel a)
4.2 Klagers hebben het ernstige verwijt dat zij verweerder maken niet feitelijk onderbouwd. De weigering van verweerder om het wrakingsonderzoek te ondertekenen geeft in ieder geval geen grond voor de stelling dat verweerder tegen klagers heeft samengespannen met derden. Klachtonderdeel a is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdelen b en c)
4.3 Uitgangspunt bij de beoordeling van deze klachtonderdelen is dat verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat een ruime mate van vrijheid heeft als het gaat om de aanpak of strategie in een zaak. De advocaat bepaalt op welke wijze de belangen van de cliënt het beste kunnen worden gediend en draagt daarvoor de volledige verantwoordelijkheid. Deze vrijheid brengt met zich dat wanneer een advocaat van mening is dat voor een door zijn cliënt gewenst wrakingsverzoek geen goede gronden bestaan, hij niet verplicht is aan het wrakingsverzoek mee te werken. In het geval dat de advocaat niet wil meewerken aan een wrakingsverzoek moet hij zijn cliënt wel zorgvuldig informeren en adviseren.
4.4 Verweerder heeft dat gedaan. Hij heeft zijn beweegredenen om het door klagers zonder overleg ingediende wrakingsverzoek niet te ondertekenen uitvoerig gemotiveerd kenbaar gemaakt aan klagers. Voordat verweerder heeft besloten zijn medewerking niet te verlenen heeft hij overleg gehad met de deken. Verweerder heeft klagers erop gewezen dat hij zich zal moeten onttrekken als klagers het wrakingsverzoek handhaven. Verweerder heeft bij zijn beslissing om niet mee te werken en zich als advocaat te onttrekken in aanmerking genomen dat de zaak voor arrest stond. Verweerder heeft naar het oordeel van de voorzitter zorgvuldig gehandeld en hij heeft de belangen van klagers niet onnodig of onevenredig geschaad. Het stond verweerder daarom vrij om geen medewerking te verlenen aan het wrakingsverzoek en om zich te onttrekken als advocaat van klagers. Klachtonderdelen b en c zijn kennelijk ongegrond.
4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: alle onderdelen van de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 april 2020