Rechtspraak
Uitspraakdatum
30-03-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2020:72
Zaaknummer
19-808/DH/RO
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft zich onttrokken als advocaat van klager, ruim voordat de rechtbank vonnis heeft gewezen. Hij heeft dit op zorgvuldige wijze gedaan en de rechtbank was van de onttrekking op de hoogte. Verwijt van klager is dat verweerder het vonnis van de rechtbank niet naar hem heeft doorgestuurd. De klacht is ongegrond omdat niet kan worden vastgesteld dat verweerder het vonnis ontvangen heeft van de rechtbank.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 30 maart 2020 in de zaak 19-808/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 1 april 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 29 november 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2019/81 edg/mb van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 3 februari 2020. Daarbij was verweerder aanwezig. Klager was – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet aanwezig.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 16.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Verweerder heeft klager bijgestaan in een procedure die een zorgkantoor tegen hem was gestart om het persoonsgebonden budget (PGB) bij hem terug te vorderen. In deze procedure heeft op 28 juni 2018 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Verweerder was daarbij aanwezig. Klager zelf was daarbij niet aanwezig.
2.3 Omdat klager ondanks diverse aanmaningen de eigen bijdrage en het griffierecht niet betaalde, niet aanwezig was bij de comparitie en ook niet de benodigde stukken voor de zitting had aangeleverd (ook niet nadat de rechtbank daarvoor nog een extra termijn had gegeven) heeft verweerder klager bij brief van 6 augustus 2018 bericht zich te zullen onttrekken als zijn advocaat, hetgeen hij dezelfde dag ook daadwerkelijk heeft gedaan. Daarbij heeft verweerder klager tevens bericht dat de rechtbank op korte termijn vonnis zou wijzen en hij de kans groot achtte dat daarbij de vorderingen van het zorgkantoor zouden worden toegewezen.
2.4 De rechtbank Rotterdam heeft op 8 oktober 2018 vonnis gewezen en de vorderingen van het zorgkantoor daarbij toegewezen.
2.5 Ondanks dat de rechtbank ervan op de hoogte was dat verweerder zich had onttrokken, heeft zij naar haar zeggen een afschrift van het vonnis in zijn griffievakje gedeponeerd.
2.6 In maart 2019 heeft klager bij verweerder geïnformeerd of er inmiddels een vonnis was gewezen. Verweerder heeft het dossier uit het archief gelicht, maar daarin geen vonnis aangetroffen. Klager heeft het vonnis vervolgens bij de griffie opgevraagd.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij heeft nagelaten het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 8 oktober 2018 aan hem te doen toekomen. Toen klager van de inhoud van dat vonnis op de hoogte kwam was de hoger beroepstermijn reeds verstreken. Klager stelt daardoor schade te hebben geleden en houdt verweerder daarvoor aansprakelijk.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt voorop dat het niet tot haar bevoegdheid behoort te oordelen over aansprakelijkheid. Die bevoegdheid is aan de civiele rechter voorbehouden. De beoordeling door de raad beperkt zich tot de vraag of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
5.2 Die vraag beantwoordt de raad in het onderhavige geval ontkennend. Naar het oordeel van de raad kan op basis van de stellingen van partijen en de zich in het dossier bevindende stukken namelijk niet worden vastgesteld dat verweerder het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 8 oktober 2018 heeft ontvangen. Verweerder had zich al geruime tijd voor de vonnisdatum op de voorgeschreven wijze als advocaat onttrokken. De rechtbank was derhalve van de onttrekking op de hoogte en het ligt in de rede dat deze het vonnis dan rechtstreeks aan de partij zou doen toekomen. De enkele mededeling dat het vonnis (desondanks) in het vakje van verweerder zou zijn gelegd is onvoldoende om dit als vaststaand feit te kunnen aannemen. Er valt verweerder dan ook geen verwijt te maken in deze en de klacht zal derhalve ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. P.C.M. van Schijndel en P.S. Kamminga, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2020.