Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-04-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2020:32

Zaaknummer

20-216 DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Klager heeft als gemachtigde van mevrouw D geen eigen belang, terwijl overigens gesteld noch gebleken is dat klager anderszins een eigen belang bij de klacht heeft.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk niet-ontvankelijk

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch van 9 april 2020

in de zaak 20-216/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klager

over:

 

 

verweerder

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de e-mail van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) van 25 maart 2020 met kenmerk K20-019, door de raad ontvangen op 25 maart 2020, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 16.

 

1          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1     Verweerder heeft de Vereniging van Eigenaren van appartementen in de serviceflat X bijgestaan in een procedure tegen mevrouw D. Klager heeft mevrouw D in die procedure als gemachtigde bijgestaan.

1.2     Op 15 januari 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

2          KLACHT

2.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij van mevrouw D tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

a)            verweerder stuurde aan op een procedure en was niet genegen om een minnelijke oplossing te zoeken,

b)            verweerder diende processtukken te laat in en probeerde nadien deze toch mee te laten nemen in de procedure.

 

3          BEOORDELING

3.1     De voorzitter stelt voorop dat het klachtrecht niet in het leven is geroepen voor een ieder, doch slechts voor degenen die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.

3.2     De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij van mevrouw D. Klager trad op als gemachtigde van mevrouw D in het geschil tussen de cliënte van verweerder en mevrouw D. Klager heeft de klacht namens zichzelf en niet namens mevrouw D ingediend. Voor zover verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld zou hebben, zou enkel mevrouw D in haar belang kunnen zijn geschaad. Klager heeft als gemachtigde van mevrouw D hierin geen eigen belang, terwijl overigens gesteld noch gebleken is dat klager anderszins een eigen belang bij de klacht heeft.

3.3     Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter verklaart:

 

de klacht met toepassing van artikel 46j  Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.

 

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 april 2020.

 

 

Griffier                                                                                                           Voorzitter