Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-04-2020

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2020:96

Zaaknummer

190298

Inhoudsindicatie

Beklag tegen afwijzende beslissing tot aanwijzing van een advocaat. De deken had aanvankelijk een advocaat aangewezen om klager bij te staan in zijn civiele procedure tegen DJI over het verleende uitstel voor het uitzitten van detentie. Die advocaat heeft klager juridisch geadviseerd en aangegeven dat de door klager gewilde procedure geen kans van slagen heeft. De deken heeft het daarop volgende verzoek tot aanwijzing van een advocaat op goede gronden afgewezen. Beklag ongegrond.

Uitspraak

BESLISSING                               

van 17 april 2020

in de zaak 190298

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de Deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Overijssel

de deken

 

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen bij brief van 4 november 2019. Per brief van 2 december 2019 heeft klager beklag gedaan tegen de beslissing van de deken.

 

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1    Het beklag (met bijlagen) is op 6 december 2019 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2    Het hof heeft verder kennisgenomen van:

- het e-mailbericht met bijlagen d.d. 6 januari 2020 van de deken;

- de brief met bijlagen d.d. 16 januari 2020 van klager.

2.3    Het hof heeft de zaak in raadkamer behandeld.

 

3    FEITEN

3.1    Klager is veroordeeld tot detentie van 120 dagen en is in 2007 opgeroepen deze detentie uit te zitten. Om medische redenen is aan klager hiervoor uitstel verleend. Sinds april 2010 is klager in geschil met de Dienst Justitiële Inrichtingen (verder: DJI), omdat de politie in opdracht van DJI aan klager heeft bericht hem te willen aanhouden terwijl klager in de veronderstelling verkeerde dat hem uitstel voor het ondergaan van detentie was verleend door DJI. Klager is aangehouden in juli 2010 voor het uitzitten van zijn detentie.

3.2    Klager heeft een klacht ingediend over DJI bij de Nationale Ombudsman, die een rapport d.d. 19 oktober 2011 heeft opgesteld. De Nationale Ombudsman heeft de onderzochte gedraging van DJI gegrond geacht wegens schending van het vereiste van rechtszekerheid en het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking. DJI heeft volgens de Nationale Ombudsman verschillende fouten gemaakt:

- DJI heeft klager niet geïnformeerd dat er volgens de medische adviseur van DJI geen medische bezwaren aanwezig waren tegen een detentie van klager;

- DJI heeft verzuimd klager op te roepen om zich te melden voor het uitzitten van zijn straf terwijl die oproeping was toegezegd;

- DJI heeft niet gereageerd op de brieven van klager die hij zond naar aanleiding van een onverwacht bezoek van de politie, waarin klager zich op het standpunt stelt dat hij uitstel had gekregen voor het uitzitten van zijn straf;

- DJI heeft pas na acht maanden gereageerd op de brieven van klager, toen klager al was opgepakt en in detentie zat;

en bij wijze van aanbeveling de Staatssecretaris van V&J in overweging gegeven met klager het gesprek aan te gaan en te overleggen op welke wijze het geschonden vertrouwen kan worden hersteld.

3.3    Klager heeft DJI bij brief van 18 mei 2012 aansprakelijk gesteld. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft namens DJI aansprakelijkheid afgewezen bij brief van 25 juni 2012.

3.4    Klager is een tweetal bestuursrechtelijke procedures gestart om DJI aansprakelijk te stellen en heeft daarin een schadevergoeding gevorderd. Klager is in de procedures niet-ontvankelijk verklaard, respectievelijk de bestuursrechter heeft zich niet bevoegd verklaard te oordelen over het verzoek van eiser.

3.5    Klager heeft nadien meer dan vijf advocaten verzocht hem bij te staan in een civiele procedure om schadevergoeding te vorderen. Deze advocaten hebben klager niet willen bijstaan. In dat verband heeft [naam advocaat 1], advocaat te Zwolle, klager bij brief van 29 januari 2014 bericht dat het enkele feit dat de Nationale Ombudsman heeft vastgesteld dat door het DJI fouten zijn gemaakt nog niet betekent dat klager met succes een schadeclaim kan indienen. Vervolgens heeft [naam advocaat 1] de zaak niet in behandeling genomen omdat klager geen toevoeging kreeg van de Raad voor Rechtsbijstand.

3.6    Bij verzoek  van 28 maart 2018, aangevuld per brief van 3 mei 2018, heeft klager de deken verzocht om aanwijzing van een advocaat.

3.7    Op 16 mei 2018 heeft de deken een advocaat, [naam advocaat 2], aangewezen om klager bij te staan in de schadevergoedingsprocedure. [Naam advocaat 2] heeft klager (mondeling) bericht dat de door klager gewenste procedure geen kans van slagen heeft, de zaak verjaard is en klager wel degelijk detentiegeschikt was geweest.

3.8    Op 23 oktober 2019 heeft klager de deken opnieuw verzocht om aanwijzing van een advocaat.

3.9    Op 4 november 2019 heeft de deken het verzoek om aanwijzing van een advocaat afgewezen, omdat de eerder aangewezen advocaat [naam advocaat 2] geen kans van slagen in de procedure zag en heeft geadviseerd niet te procederen.

 

4    BEOORDELING

4.1    In zijn beklag tegen de beslissing van de deken schrijft klager, kort en zakelijk weergegeven, dat de deken geen goede advocaat heeft aangewezen omdat [naam advocaat 2] een onjuiste inschatting van de door klager te voeren procedure heeft gemaakt. [Naam advocaat 2] heeft medegedeeld dat de zaak geen kans van slagen had, omdat de zaak verjaard was en geen uitstel zou zijn verleend voor de detentie. Dit is volgens klager onjuist omdat, de verjaringstermijn was gestuit door de uitspraak van de bestuursrechter in 2017 en DJI uitstel had moeten verlenen.

4.2    De deken heeft in zijn verweerschrift naar voren gebracht dat hij na de aanwijzing van [naam advocaat 2] niet opnieuw een advocaat heeft aangewezen omdat [naam advocaat 2] op basis van het dossier geen kans van slagen zag in de door klager gewenste procedure en klager heeft geadviseerd niet verder te procederen. De deken hoefde niet opnieuw in dezelfde kwestie een tweede advocaat aan te wijzen.

4.3    Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

4.4    Vaststaat dat klager meer dan vijf advocaten heeft benaderd en dat die niet bereid waren de door klager gewenste vordering in te stellen. Ook staat vast dat de deken al eerder in deze kwestie een advocaat heeft aangewezen en dat die advocaat op basis van het dossier van klager tot het advies is gekomen dat de door klager gewilde procedure geen kans van slagen had. Het feit dat de door de deken aangewezen advocaat niet bereid is de door klager gewilde civiele procedure te beginnen, betekent niet dat klager recht heeft op de aanwijzing van een andere advocaat. Het hof merkt daarbij op dat voor de vraag of zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 13 Advocatenwet niet beslissend is of de rechtzoekende een advocaat kan vinden die bereid is te doen wat de rechtzoekende van zijn advocaat verlangt.

4.5    De deken heeft het tweede verzoek tot aanwijzing van een advocaat dan ook op goede gronden afgewezen.

Klager heeft in zijn beklag bij het hof ook overigens geen toereikende argumenten aangevoerd op grond waarvan de beoordeling door [naam advocaat 2] als onjuist moet worden beschouwd. Het hof komt dan ook niet tot een andere beoordeling dan de deken en zal het beklag daarom ongegrond verklaren.

  

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel van 4 november 2019 ongegrond.

 

Deze beslissing is gegeven door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2020.

griffier                            voorzitter   

De beslissing is verzonden op 17 april 2020